ECLI:NL:RBDHA:2024:9224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
NL24.16393
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Turkse nationaliteit met betrokkenheid bij de Gülenbeweging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres, een Turkse vrouw geboren in 1998, heeft in 2017 problemen ondervonden vanwege haar betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Na een arrestatie en een opgelegd uitreisverbod heeft zij in 2022 opnieuw problemen ervaren, waaronder intimidatie door haar werkgever en de arrestatie van een vriend. Eiseres heeft op 29 september 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 april 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 13 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen vluchteling is, ondanks haar vrees voor vervolging in Turkije. De rechtbank wijst op de recente gebeurtenissen die aanleiding gaven voor haar vertrek en concludeert dat er wel degelijk sprake is van 'geringe indicaties' voor vervolging. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16393

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Denishin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 29 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 april 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres, L. Ileri als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Ook waren twee toehoorders aanwezig, waaronder mevrouw [naam] , die ter zitting een verklaring heeft afgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [datum] 1998. Zij legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres is aanhanger van de Gülenbeweging. Tijdens haar studiejaren was zij nauw betrokken bij de beweging. In 2017 heeft eiseres daar problemen mee gekregen. Tijdens een bezoek aan een vriendin in Ankara die al lang ondergedoken zat is eiseres gevolgd. De politie heeft een inval gedaan in de woning en de aanwezigen aangehouden. Eiseres is gearresteerd en heeft zes dagen vastgezeten. Aan eiseres is vervolgens en uitreisverbod opgelegd. Ook heeft zij een boete moeten betalen voor een studiejaar aan een school die bij de Gülenbeweging hoorde. Eiseres denkt dat haar uitreisverbod daarna is opgeheven. In 2022 heeft eiseres problemen gekregen met haar werkgever. Hij noemde haar een Gülenist, begon hier vragen over te stellen en haar ermee te pesten. Kort voor het vertrek van eiseres is een vriend van haar opgepakt. Eiseres had ook het gevoel dat haar telefoon werd afgetapt. Daarnaast denkt eiseres dat zij gevolgd werd, omdat ze bij een bezoek aan haar oma in Istanbul een witte auto in de straat heeft zien staan met twee mannen erin. Die auto heeft zij eerder gezien in de buurt van haar eigen woning. Na haar vertrek, in maart 2024, is de politie bij de buren van haar ouders langsgekomen en is er naar haar gevraagd.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Betrokkenheid bij de Gülenbeweging;
3. Problemen vanwege betrokkenheid bij de Gülenbeweging.
Alle elementen zijn geloofwaardig. Eiseres is volgens verweerder geen vluchteling als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, omdat zij haar vrees om opgepakt te worden in Turkije niet aannemelijk heeft gemaakt. Er zijn geen ‘geringe indicaties’: de arrestatie heeft plaatsgevonden in 2017, maar het uitreisverbod is daarna opgeheven. Eiseres heeft daarna lange tijd probleemloos in Turkije verbleven. De stelling van eiseres dat zij achtervolgd en afgeluisterd is, berust op niet meer dan haar eigen vermoedens. Niet is gebleken dat eiseres op dit moment vervolgd wordt. Bij contact met de autoriteiten heeft eiseres geen problemen ondervonden. Eiseres is in 2021 legaal in- en uitgereisd naar Duitsland zonder problemen, en zij is opnieuw legaal uitgereisd in 2022. Ook vanwege haar deelname aan de sohbets (religieuze gespreksbijeenkomsten) heeft eiseres geen problemen ondervonden. Eiseres loopt ook geen risico op ernstige schade in Turkije. De asielaanvraag is daarom afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van geringe indicaties?
6. De rechtbank betrekt bij haar beoordeling het volgende. Het landgebonden beleid ten aanzien van Turkije luidt, voor zover relevant:
“De IND merkt voor Turkije de volgende groepen vreemdelingen aan als risicogroep:
[…]
- ( toegedichte) Gülen-aanhangers.” [1]
In Informatiebericht 2020/62 (Vrees voor vervolging op grond van het Vluchtelingenverdrag) is vermeld dat indien een vreemdeling behoort tot een risicogroep, hij met geloofwaardige en individualiseerbare geringe indicaties aannemelijk kan maken dat hij bij terugkeer voor vervolging te vrezen heeft (paragraaf 4.2).
7. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres is in 2017 gearresteerd en vervolgd vanwege haar betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Aan haar is toen een uitreisverbod uitgevaardigd en een boete opgelegd. Uit het bestreden besluit en de toelichting van verweerder ter zitting begrijpt de rechtbank dat verweerder zich op het standpunt stelt dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat die problemen zich bij terugkeer niet opnieuw voor zullen doen, omdat het uitreisverbod is opgeheven, eiseres tweemaal legaal is uitgereisd en zij van 2017 tot haar uitreis geen noemenswaardige problemen heeft gehad. De rechtbank vindt dit standpunt onvoldoende gemotiveerd, gelet op het volgende.
7.1
Allereerst merkt de rechtbank op dat de problemen die aanleiding hebben gegeven voor het vertrek van eiseres zich kort voor haar vertrek hebben voorgedaan. Eiseres heeft in dit verband aangevoerd dat in die periode een goede vriend van haar is gearresteerd, en dat eiseres vreest dat zij met hem in verband zal worden gebracht. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dit niet als geringe indicatie geldt. De rechtbank verwijst in dat verband naar Informatiebericht 2020/62, waaruit blijkt dat ook de problemen van anderen die in verband kunnen worden gebracht met de vreemdeling geringe indicaties kunnen vormen. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat zij denkt dat zij achtervolgd is. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat verweerder dit heeft afgedaan als een vermoeden, maar ook de redelijkheid van dit vermoeden had moeten beoordelen, in samenhang met de andere gebeurtenissen in die periode waarover eiseres heeft verklaard.
Hetzelfde geldt voor het bezoek van politieagenten aan de buren van de ouders van eiseres: verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat eiseres enkel vermoedt dat de agenten naar eiseres op zoek waren vanwege haar betrokkenheid bij de Gülen-beweging, maar heeft onvoldoende gemotiveerd waarom die vermoedens volgens verweerder niet aannemelijk zijn. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de ondervraging en het lastiggevallen worden door de werkgever geen geringe indicatie vormt. De gemachtigde van eiseres heeft toegelicht dat eiseres ook vreest dat haar werkgever haar meldt als Gülenist bij de autoriteiten. Dit vermoeden lijkt de rechtbank, op voorhand, niet onaannemelijk.
7.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat eiseres geen vervolging hoeft te vrezen bij terugkeer. Verweerder heeft zich in dat verband op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft onderbouwd dat er momenteel een strafrechtelijk onderzoek naar haar loopt. Uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije, waar de gemachtigde van eiseres ter zitting op heeft gewezen, blijkt echter dat een nieuwe strafrechtelijke vervolging die zich in de onderzoeksfase bevindt niet altijd zichtbaar is in het juridische informatiesysteem UYAP. [2] Gelet hierop kan verweerder niet doorslaggevend vinden dat er geen strafrechtelijk onderzoek loopt omdat dit niet uit het informatiesysteem zou volgen. Nu de gebeurtenissen waarover eiseres heeft verklaard die aanleiding hebben gegeven voor haar vertrek hebben plaatsgevonden kort voor haar vertrek in 2022, heeft verweerder ook niet aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij langere periode geen problemen heeft gehad en legaal is uitgereisd in 2021. Deze omstandigheden staan er namelijk niet aan in de weg dat eiseres in 2022 opnieuw in de negatieve aandacht zou kunnen komen te staan.
7.3
Gelet op het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat gelet op de verklaringen van eiseres over de gebeurtenissen voorafgaand aan haar vertrek geen sprake is van geringe indicaties dat eiseres bij terugkeer vervolging te vrezen heeft. Deze beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
8. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit blijk geeft van een motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
8.1
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 april 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie paragraaf C2/34.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.Algemeen Ambtsbericht Turkije, augustus 2023, pagina 18.