3.3.Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2024058042, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 65).Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 en 4:
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [politieambtenaar 1] , opgemaakt op 22 februari 24, voor zover inhoudende (p. 29):
Ik ben werkzaam als brigadier bij de politie Den Haag. Ik was zojuist behulpzaam bij
mijn collega's om een arrestant over te brengen vanaf de parkeerplaats politiebureau
naar de passantenkamer van het politiebureau Gouda. Ik ben tijdens dit overbrengen diverse keren bedreigd. Hierbij dreigde de man ook mij en mijn gezin dood te schieten.
2.
Het proces-verbaal van aangifte [politieambtenaar 2] , opgemaakt op 22 februari 24, voor zover inhoudende (p. 32):
Ik doe aangifte van bedreiging. Tijdens de rechtmatige uitoefening van mijn
bediening ben ik bedreigd door: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1982 te
[geboorteplaats] . Tijdens mijn werk als politieambtenaar uitte [verdachte] de volgende bedreigingen: “Ik schiet je kankerdood” en “ik maak je kinderen kankerdood.”
Door de uitingen voelde ik mij daadwerkelijk bedreigd. Ik had echt het gevoel dat de
verdachte de uitlatingen welke hij deed tot uitvoering zou brengen wanneer hij vrij
zou komen. Zeker gezien [verdachte] als vuurwapengevaarlijk staat geregistreerd.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van [politieambtenaar 1] , opgemaakt op 23 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 37):
Op donderdag 22 februari 2024 was ik belast met het overbrengen van de eerder aangehouden verdachte [verdachte] . Ik trad als bestuurder op en mijn collega
[politieambtenaar 2] zat achterin met [verdachte] . Onderweg hoorde ik [verdachte] vertellen dat hij eerder een wapen heeft gehad. Ik hoorde hem zeggen dat hij een vuurwapen wilde halen en dan maar op politieagenten zou gaan schieten.
Toen wij op het teambureau Gouda de binnenplaats opreden hoorde ik [verdachte] zeggen: “De volgende keer heb ik een Glock en dan schiet op jullie.”
Hierop heb ik de verdachte samen met collega [politieambtenaar 2] uit het voertuig gehaald. Hierop liep ik met [verdachte] naar de ophoudkamer. [verdachte] zei tegen mij: “Ik ga jou kapotschieten. Ik schiet jou en je gezin kapot.” Eenmaal in de ophoudkamer trachtte [politieambtenaar 2] en ik de verdachte te ontboeien. Tijdens het ontboeien hoorde ik [verdachte] zeggen: "Ik koop een Glock en schiet jouw gezin kapot.”
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van [politieambtenaar 2] van 23 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 43):
Op donderdag 22 februari 2024 bevond ik mij in het arrestantencomplex, gelegen te Gouda. Ik bevond mij hier naar aanleiding van een aangehouden verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] . Op diezelfde dag, datum en omstreeks diezelfde tijd werd mij verzocht om enkele collega's te ondersteunen bij het uit de cel halen van de [verdachte] , die eerder al extreem agressief naar mij en de andere collega's deed. Dit verzoek kreeg ik omdat er door een arts bloed afgenomen moest worden bij [verdachte] , in een andere kamer in het arrestantencomplex.
Ik hoorde dat [verdachte] riep naar de arts dat hij niet geprikt wilde worden. Ik voelde dat hij tegenstribbelde. Ik pakte [verdachte] hierop bij zijn linkerbeen vast. Ik droeg [verdachte] met enkele andere collega's terug naar zijn cel, waar ik zijn boeien los maakte. Ik hoorde dat hij tegen mij, in woorden van gelijke strekking zei: “Ik maak je kankerdood, ik schiet je kankerdood en ik maak ik je kinderen kankerdood.” Ik voelde mij door deze woorden bedreigd. Ik voelde mij ook bedreigd doordat [verdachte] in de politiesystemen als vuurwapengevaarlijk te boek staat. Ik acht het aannemelijk dat hij hierdoor zijn dreigementen waar kan maken.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , opgemaakt op 24 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 40):
Op zaterdag 24 februari 2024 omstreeks 13.30 uur bekeek ik, verbalisant, de
bodycambeelden welke op 22 februari 2024 omstreeks 22.12 uur zijn opgenomen. Ik zag dat de beelden opgenomen waren in mij ambtshalve bekend pand, zijnde
Arrestantenzorg Gouda. Ik zag de verdachte [verdachte] .
Ik hoorde de verdachte zeggen “hé, kankerlijers!” Vervolgens hoorde ik een vrouwenstem. De vrouw zei dat zij een GGD arts was. In hoorde de verdachte roepen dat hij geen handboeien wilde. Vervolgens riep hij “laat mij los, kankerlijer!” Ik hoorde dat hij “kankerhond, man!” riep. Ik hoorde dat de verdachte herhaaldelijk “Kankerlijer, kankerhond, man!” riep.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 en 3:
6.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 23 februari 2024 (p. 15-16):
Op donderdag 22 februari 2024 waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , belast met de noodhulp binnen het district G van de eenheid Den Haag. Wij kregen van de meldkamer eenheid Den Haag melding te gaan naar de Kroonkruid ter hoogte van [huisnummer] in Nieuwerkerk aan den IJssel. Hier zou een man bij een busje staan. De man zou dan erg onder invloed zijn en weg willen rijden. Diezelfde dag, omstreeks 20.25 uur hadden wij positie ingenomen op de rotonde Europalaan met de Schielandweg. Wij hoorden van de 7480 dat het voertuig ging rijden en voorzien was van kenteken [kenteken] . Wij zagen een witte Citroen Jumper voorzien van kenteken [kenteken] ons tegemoet komen rijden. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb de bestuurder om 20.28 uur onderworpen aan een test voor de voorlopige uitslag van uitgeademede lucht. Ik zag dat de bestuurder blies. Ik zag dat de Dräger een uitslag gaf van G/F. Hierop heb ik de man op 22 februari 2024, om 20.29 uur aangehouden als verdachte voor rijden onder invloed van alcohol.
De verdachte bleek later te zijn: [verdachte] Geboren 23-10-1982 te 's-Gravenhage.
7.
Het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt op 22 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 8-9):
Uit controle bleek dat de verdachte een motorrijtuig heeft bestuurd terwijl een
rijbewijsmaatregel van kracht was: rijbewijs bleek van rechtswege ongeldig (artikel
123b WvW94).
Medewerking voorlopig onderzoek uitgeademde lucht
Met medewerking van de bestuurder heb ik hem dit voorlopig ademonderzoek afgenomen met behulp van een ademtestapparaat.
Als resultaat van deze test zag ik dat het ademtestapparaat een alcoholindicatie aangaf van: G/F.
Vermoeden van andere stof in combinatie met alcohol
Ik vermoedde dat de verdachte naast alcoholhoudende drank, tevens onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8 lid 1 of 5 Wegenverkeerswet 1994 verkeerde.
Dit bleek uit:
- de positieve uitslag van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht.
- De verdachte ging out na zijn aanhouding. Vermoedelijk heeft de verdachte alcohol
en drugs gecombineerd.
Bevel bloedonderzoek
Op donderdag 22 februari 2024 om 22:25 uur, Arrestantenzorg Gouda, Nieuwe Gouwe O.Z. 2, 2801 SB Gouda, heb ik, [verbalisant 3] (HGL73357), daartoe bij de regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen ambtenaar, de verdachte bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte is meegedeeld, dat een weigering een misdrijf oplevert. De verdachte gaf geen gevolg aan dit bevel. Dit bleek uit: verdachte zei, nadat hem was uitgelegd wat de consequenties van weigeren waren, "nee" en stak zijn middelvinger op.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 22-23):
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , verklaar het volgende:
Op donderdag 22 februari 2024 te 22:25 uur bevond ik mij, in mijn functie als
hulpofficier van justitie, in het cellencomplex te Gouda.
De ingesloten verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , werd
verdacht van het rijden onder invloed van een andere stof, strafbaar gesteld in
artikel 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte [verdachte] had bij de collega's, welke hem hadden aangehouden, al verklaard
dat hij weigerde mee te werken aan een bloedonderzoek uitgevoerd door een arts.
Ik heb de verdachte aangesproken en medegedeeld wat de gevolgen waren mocht hij
volharden in zijn weigering. De verdachte verklaarde dat hij dit begreep. Hierop heb
ik op donderdag 22 februari te 22:25 uur, overeenkomstig artikel 163 lid 5
Wegenverkeerswet 1994, de verdachte [verdachte] bevolen mee te werken aan een
bloedonderzoek.
Ik hoorde dat de verdachte weigerde mee te werken aan een bloedonderzoek. De
verdachte verklaarde "Nee" en stak zijn middelvinger naar mij op.
9.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 23 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 59):
V:Wist je dat je rijbewijs ongeldig was verklaard?
A:Ik dacht dat ik hem nog had maar ik heb hem niet meer, hij is ongeldig verklaard.
V:Weet je dat het strafbaar is om te rijden met een ongeldig rijbewijs?
A: Ja.