ECLI:NL:RBDHA:2024:9221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
09-063578-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en belediging van politieagenten, niet meewerken aan een alcoholtest en rijden zonder geldig rijbewijs

Op 13 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 februari 2024 in Gouda en Nieuwerkerk aan den IJssel meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1982 en op dat moment zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van bedreiging van politieambtenaren, het niet meewerken aan een alcoholtest en het rijden zonder geldig rijbewijs. Tijdens de zitting op 30 mei 2024 heeft de officier van justitie, mr. S. Kooij, de vordering tot bewezenverklaring van de tenlastelegging ingediend. De verdachte heeft zich verzet tegen de beschuldigingen, maar de rechtbank heeft op basis van de getuigenverklaringen en proces-verbaal geconcludeerd dat de verdachte de politieagenten heeft bedreigd met de woorden "Ik schiet je kankerdood" en "Ik ga jouw kapot schieten". Daarnaast heeft hij geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek en bestuurde hij een voertuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, rekening houdend met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09-063578-24
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
op dit moment zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kooij en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R. van der Wal naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 februari 2024 te Gouda, althans in Nederland, [politieambtenaar 1] en/of
[politieambtenaar 2] , politieambtenaren bij de Eenheid Den Haag heeft bedreigd met - met enig misdrijf tegen het leven gericht, of - met zware mishandeling door die [politieambtenaar 1] en/of [politieambtenaar 2] de woorden toe te voegen "Ik schiet je kankerdood", "Ik ga jouw kapot schieten", "Ik koop een Glock en schiet jou en je gezin kapot" en/of "Ik maak je kinderen kankerdood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [politieambtenaar 1] en/of [politieambtenaar 2] , ambtenaren van politie;
2
hij op of omstreeks 22 februari 2024 te Gouda, in elk geval in Nederland, als degene
tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een bestelauto (Citroen Jumper met kenteken [kenteken] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
3
hij op of omstreeks 22 februari 2024 te Nieuwerkerk aan den IJssel, op de weg, de
N219 en/of de Europalaan en/of de Kroonkruid, als bestuurder een motorrijtuig
(een bestelauto, Citroen Jumper met kenteken [kenteken] ), van categorie B heeft
bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld
rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw
rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in
artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor
het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was
afgegeven;
4
hij op of omstreeks 22 februari 2024 te Gouda opzettelijk een ambtenaar,te weten
[politieambtenaar 1] en/of [politieambtenaar 2] , politieambtenaren bij de Eenheid Den Haag, gedurende
of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "kankerlijer" en/of "kankerhond", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en subsidiair dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Op specifieke standpunten van de raadsman zal later in dit vonnis worden ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2024058042, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 65).Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 en 4:
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [politieambtenaar 1] , opgemaakt op 22 februari 24, voor zover inhoudende (p. 29):
Ik ben werkzaam als brigadier bij de politie Den Haag. Ik was zojuist behulpzaam bij
mijn collega's om een arrestant over te brengen vanaf de parkeerplaats politiebureau
naar de passantenkamer van het politiebureau Gouda. Ik ben tijdens dit overbrengen diverse keren bedreigd. Hierbij dreigde de man ook mij en mijn gezin dood te schieten.
2.
Het proces-verbaal van aangifte [politieambtenaar 2] , opgemaakt op 22 februari 24, voor zover inhoudende (p. 32):
Ik doe aangifte van bedreiging. Tijdens de rechtmatige uitoefening van mijn
bediening ben ik bedreigd door: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1982 te
[geboorteplaats] . Tijdens mijn werk als politieambtenaar uitte [verdachte] de volgende bedreigingen: “Ik schiet je kankerdood” en “ik maak je kinderen kankerdood.”
Door de uitingen voelde ik mij daadwerkelijk bedreigd. Ik had echt het gevoel dat de
verdachte de uitlatingen welke hij deed tot uitvoering zou brengen wanneer hij vrij
zou komen. Zeker gezien [verdachte] als vuurwapengevaarlijk staat geregistreerd.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van [politieambtenaar 1] , opgemaakt op 23 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 37):
Op donderdag 22 februari 2024 was ik belast met het overbrengen van de eerder aangehouden verdachte [verdachte] . Ik trad als bestuurder op en mijn collega
[politieambtenaar 2] zat achterin met [verdachte] . Onderweg hoorde ik [verdachte] vertellen dat hij eerder een wapen heeft gehad. Ik hoorde hem zeggen dat hij een vuurwapen wilde halen en dan maar op politieagenten zou gaan schieten.
Toen wij op het teambureau Gouda de binnenplaats opreden hoorde ik [verdachte] zeggen: “De volgende keer heb ik een Glock en dan schiet op jullie.”
Hierop heb ik de verdachte samen met collega [politieambtenaar 2] uit het voertuig gehaald. Hierop liep ik met [verdachte] naar de ophoudkamer. [verdachte] zei tegen mij: “Ik ga jou kapotschieten. Ik schiet jou en je gezin kapot.” Eenmaal in de ophoudkamer trachtte [politieambtenaar 2] en ik de verdachte te ontboeien. Tijdens het ontboeien hoorde ik [verdachte] zeggen: "Ik koop een Glock en schiet jouw gezin kapot.”
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van [politieambtenaar 2] van 23 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 43):
Op donderdag 22 februari 2024 bevond ik mij in het arrestantencomplex, gelegen te Gouda. Ik bevond mij hier naar aanleiding van een aangehouden verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] . Op diezelfde dag, datum en omstreeks diezelfde tijd werd mij verzocht om enkele collega's te ondersteunen bij het uit de cel halen van de [verdachte] , die eerder al extreem agressief naar mij en de andere collega's deed. Dit verzoek kreeg ik omdat er door een arts bloed afgenomen moest worden bij [verdachte] , in een andere kamer in het arrestantencomplex.
Ik hoorde dat [verdachte] riep naar de arts dat hij niet geprikt wilde worden. Ik voelde dat hij tegenstribbelde. Ik pakte [verdachte] hierop bij zijn linkerbeen vast. Ik droeg [verdachte] met enkele andere collega's terug naar zijn cel, waar ik zijn boeien los maakte. Ik hoorde dat hij tegen mij, in woorden van gelijke strekking zei: “Ik maak je kankerdood, ik schiet je kankerdood en ik maak ik je kinderen kankerdood.” Ik voelde mij door deze woorden bedreigd. Ik voelde mij ook bedreigd doordat [verdachte] in de politiesystemen als vuurwapengevaarlijk te boek staat. Ik acht het aannemelijk dat hij hierdoor zijn dreigementen waar kan maken.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , opgemaakt op 24 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 40):
Op zaterdag 24 februari 2024 omstreeks 13.30 uur bekeek ik, verbalisant, de
bodycambeelden welke op 22 februari 2024 omstreeks 22.12 uur zijn opgenomen. Ik zag dat de beelden opgenomen waren in mij ambtshalve bekend pand, zijnde
Arrestantenzorg Gouda. Ik zag de verdachte [verdachte] .
Ik hoorde de verdachte zeggen “hé, kankerlijers!” Vervolgens hoorde ik een vrouwenstem. De vrouw zei dat zij een GGD arts was. In hoorde de verdachte roepen dat hij geen handboeien wilde. Vervolgens riep hij “laat mij los, kankerlijer!” Ik hoorde dat hij “kankerhond, man!” riep. Ik hoorde dat de verdachte herhaaldelijk “Kankerlijer, kankerhond, man!” riep.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 en 3:
6.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 23 februari 2024 (p. 15-16):
Op donderdag 22 februari 2024 waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , belast met de noodhulp binnen het district G van de eenheid Den Haag. Wij kregen van de meldkamer eenheid Den Haag melding te gaan naar de Kroonkruid ter hoogte van [huisnummer] in Nieuwerkerk aan den IJssel. Hier zou een man bij een busje staan. De man zou dan erg onder invloed zijn en weg willen rijden. Diezelfde dag, omstreeks 20.25 uur hadden wij positie ingenomen op de rotonde Europalaan met de Schielandweg. Wij hoorden van de 7480 dat het voertuig ging rijden en voorzien was van kenteken [kenteken] . Wij zagen een witte Citroen Jumper voorzien van kenteken [kenteken] ons tegemoet komen rijden. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb de bestuurder om 20.28 uur onderworpen aan een test voor de voorlopige uitslag van uitgeademede lucht. Ik zag dat de bestuurder blies. Ik zag dat de Dräger een uitslag gaf van G/F. Hierop heb ik de man op 22 februari 2024, om 20.29 uur aangehouden als verdachte voor rijden onder invloed van alcohol.
De verdachte bleek later te zijn: [verdachte] Geboren 23-10-1982 te 's-Gravenhage.
7.
Het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt op 22 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 8-9):
Uit controle bleek dat de verdachte een motorrijtuig heeft bestuurd terwijl een
rijbewijsmaatregel van kracht was: rijbewijs bleek van rechtswege ongeldig (artikel
123b WvW94).
Medewerking voorlopig onderzoek uitgeademde lucht
Met medewerking van de bestuurder heb ik hem dit voorlopig ademonderzoek afgenomen met behulp van een ademtestapparaat.
Als resultaat van deze test zag ik dat het ademtestapparaat een alcoholindicatie aangaf van: G/F.
Vermoeden van andere stof in combinatie met alcohol
Ik vermoedde dat de verdachte naast alcoholhoudende drank, tevens onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8 lid 1 of 5 Wegenverkeerswet 1994 verkeerde.
Dit bleek uit:
- de positieve uitslag van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht.
- De verdachte ging out na zijn aanhouding. Vermoedelijk heeft de verdachte alcohol
en drugs gecombineerd.
Bevel bloedonderzoek
Op donderdag 22 februari 2024 om 22:25 uur, Arrestantenzorg Gouda, Nieuwe Gouwe O.Z. 2, 2801 SB Gouda, heb ik, [verbalisant 3] (HGL73357), daartoe bij de regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen ambtenaar, de verdachte bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte is meegedeeld, dat een weigering een misdrijf oplevert. De verdachte gaf geen gevolg aan dit bevel. Dit bleek uit: verdachte zei, nadat hem was uitgelegd wat de consequenties van weigeren waren, "nee" en stak zijn middelvinger op.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 22-23):
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , verklaar het volgende:
Op donderdag 22 februari 2024 te 22:25 uur bevond ik mij, in mijn functie als
hulpofficier van justitie, in het cellencomplex te Gouda.
De ingesloten verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , werd
verdacht van het rijden onder invloed van een andere stof, strafbaar gesteld in
artikel 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte [verdachte] had bij de collega's, welke hem hadden aangehouden, al verklaard
dat hij weigerde mee te werken aan een bloedonderzoek uitgevoerd door een arts.
Ik heb de verdachte aangesproken en medegedeeld wat de gevolgen waren mocht hij
volharden in zijn weigering. De verdachte verklaarde dat hij dit begreep. Hierop heb
ik op donderdag 22 februari te 22:25 uur, overeenkomstig artikel 163 lid 5
Wegenverkeerswet 1994, de verdachte [verdachte] bevolen mee te werken aan een
bloedonderzoek.
Ik hoorde dat de verdachte weigerde mee te werken aan een bloedonderzoek. De
verdachte verklaarde "Nee" en stak zijn middelvinger naar mij op.
9.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 23 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 59):
V:Wist je dat je rijbewijs ongeldig was verklaard?
A:Ik dacht dat ik hem nog had maar ik heb hem niet meer, hij is ongeldig verklaard.
V:Weet je dat het strafbaar is om te rijden met een ongeldig rijbewijs?
A: Ja.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1
Juridisch kader
Voor een strafbare bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat uitlatingen van dien aard waren en onder zodanige omstandigheden zijn gedaan dat bij degenen tot wie zij zijn gericht, de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat er geen enkele aanleiding is te twijfelen aan de door de verbalisanten op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. De verbalisanten beschrijven gedetailleerd de gebeurtenissen van 22 februari 2024 en de inhoud van deze processen-verbaal is niet tegenstrijdig en conflicteert niet qua tijdlijn. Daartegenover heeft de verdachte slechts verklaard dat hij de gebeurtenissen in zijn geheel niet meer kan herinneren. Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen betekent dat, anders dan door de verdediging is betoogd, de ten laste gelegde bewoordingen door de verdachte zijn gezegd.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de verdachte door verbalisanten [politieambtenaar 2] en [politieambtenaar 1] in een politievoertuig naar het politiebureau in Gouda is gebracht. Tijdens deze rit heeft de verdachte tegen de verbalisanten gezegd: “de volgende keer heb ik een Glock en dan schiet op jullie” en “ik ga jou kapotschieten. Ik schiet jou en je gezin kapot.” Vervolgens is de verdachte door verbalisanten [politieambtenaar 2] en [politieambtenaar 1] naar de ophoudkamer geleid. Aldaar heeft de verdachte tegen hen gezegd: “ik koop een Glock en schiet jouw gezin kapot.” Het voorgaande brengt met zich dat de verdachte de onder 1 ten laste gelegde bewoordingen tegen verbalisanten [politieambtenaar 2] en [politieambtenaar 1] heeft gezegd.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de woorden die de verdachte heeft gebruikt tegen [politieambtenaar 2] en [politieambtenaar 1] niet voor enig misverstand vatbaar. Daar komt nog bij dat de bedreigden wisten dat de verdachte als vuurwapengevaarlijk geregistreerd stond, wat heeft bijgedragen aan de redelijke vrees dat zij hun leven zouden verliezen. De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4
Juridisch kader
Een uitlating kan als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam.
Beoordeling
Nadat de verdachte in de cel was geplaatst, is de verdachte door - onder andere - verbalisant [politieambtenaar 2] weer uit zijn cel gehaald, zodat het bloed van de verdachte door een GGD-arts kon worden afgenomen. . Uit de bekeken en uitgeluisterde bodycambeelden blijkt dat de verdachte - onder andere - “kankerlijer” en “kankerhond” tegen verbalisant [politieambtenaar 2] heeft gezegd, omdat verbalisant [politieambtenaar 2] hem toen vasthad en dus dicht bij hem in de buurt was. Het voorgaande brengt met zich dat de verdachte de onder 4 ten laste gelegde bewoordingen tegen verbalisant [politieambtenaar 2] heeft geuit. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze bewoordingen ook tegen verbalisant [politieambtenaar 1] zijn geuit omdat de rechtbank op basis van het dossier niet kan vaststellen dat [politieambtenaar 2] ook aanwezig was toen de verdachte uit zijn cel werd gehaald. Uit het gebruik van termen die naar algemeen spraakgebruik scheldwoorden zijn, zoals de door de verdachte gebruikte woorden, kan de strekking om te beledigen afgeleid worden, ook in de context waarin de verdachte deze heeft geuit.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk verbalisant [politieambtenaar 2] heeft beledigd ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte geen opzet op het weigeren van het bloedonderzoek had, vanwege – kort gezegd – zijn medische situatie en het door de politie op de verdachte toegepaste geweld. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bevel bloedonderzoek onbevoegd gegeven zou zijn.
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte niet heeft voldaan aan het bevel zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen. De verbalisanten hebben tijdens de overbrenging naar het politiebureau geconstateerd dat de verdachte mogelijk onder invloed van drugs was en hebben een ambulance laten komen om de verdachte te laten nakijken. Er bleek geen sprake van een medische noodsituatie, de verdachte bleek na onderzoek alleen onder invloed te zijn. Na overbrenging naar het politiebureau, heeft de verdachte zich verzet. Van een prangende medische situatie was op dat moment dus geen sprake. Van buitensporig politiegeweld is de rechtbank, mede gelet op het verzet van de verdachte, evenmin gebleken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte op het politiebureau is bevolen mee te werken aan het bloedonderzoek door een daartoe bij de regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen ambtenaar. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is ook deze ambtenaar naast een (hulp-) officier van justitie bevoegd een bevel af te geven. Van een onbevoegd afgegeven bevel is dan ook geen sprake. De verweren van de raadsman worden verworpen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4 niet bewezen dat de verdachte verbalisant [politieambtenaar 1] heeft beledigd. De rechtbank zal de verdachte op dat punt partieel vrijspreken. Het overige ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde acht de rechtbank bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 22 februari 2024 te Gouda [politieambtenaar 1] en [politieambtenaar 2] , politieambtenaren bij de eenheid Den Haag heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
enmet zware mishandeling door die [politieambtenaar 1] en [politieambtenaar 2] de woorden toe te voegen "Ik schiet je kankerdood", "Ik ga jouw kapot schieten", "Ik koop een Glock en schiet jou en je gezin kapot" en "Ik maak je kinderen kankerdood", terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [politieambtenaar 1] en [politieambtenaar 2] , ambtenaren van politie;
2
hij op 22 februari 2024 te Gouda als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een bestelauto (Citroen Jumper met kenteken [kenteken] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
3
hij op 22 februari 2024 te Nieuwerkerk aan den IJssel op de Europalaan en de Kroonkruid, als bestuurder
vaneen motorrijtuig (een bestelauto, Citroen Jumper met kenteken [kenteken] ), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren;
4
hij op 22 februari 2024 te Gouda opzettelijk een ambtenaar, te weten [politieambtenaar 2] ,
politieambtenaarbij de Eenheid Den Haag, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankerlijer" en "kankerhond", althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, bij een bewezenverklaring, op het standpunt gesteld dat met de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf kan worden volstaan.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft in de eerste plaats onder invloed en met een ongeldig rijbewijs een voertuig bestuurd. De verdachte heeft hiermee een in het belang van de verkeersveiligheid jegens hem genomen maatregel genegeerd en vormde hiermee een gevaar voor andere verkeersdeelnemers. In de tweede plaats heeft de verdachte een bloedonderzoek geweigerd. Door zijn weigering heeft verdachte verhinderd dat objectief kon worden vastgesteld in welke mate sprake is geweest van middelengebruik en in welke mate hij de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. In de laatste plaats heeft de verdachte verbalisanten bedreigd en één van die verbalisanten beledigd. Verbalisanten moeten – in het belang van de openbare orde en de veiligheid – kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijk strafbaar gedrag, waaruit bovendien veel minachting spreekt. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 mei 2024. Daaruit volgt dat de verdachte herhaaldelijk met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast is de verdachte recentelijk, te weten op 27 februari 2024, door het gerechtshof Den Haag voor een negental strafbare feiten - zij het vermogensdelicten - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 165 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en met een proeftijd twee jaren. Indachtig het bepaalde van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank in grote mate met die voornoemde opgelegde straf rekening houden. Ook zal de rechtbank rekening houden met het feit dat
de verdachte in februari van dit jaar 16 dagen in coma heeft gelegen, hij sindsdien geen GHB meer heeft gebruikt en hij verklaart dat hij het gevoel heeft een tweede kans te hebben gekregen, die hij graag zou willen pakken.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies van reclassering Inforsa over de verdachte van 28 mei 2024. De rechtbank acht het niet noodzakelijk dat, nu het gerechtshof Den Haag met de strafoplegging van 27 februari 2024 al een aantal bijzondere voorwaarden heeft opgelegd die nog niet ten uitvoer zijn gelegd, de verdachte nu weer een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 9, 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 2:
overtreding van het bepaalde in artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 3:
overtreding van het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
14 (VEERTIEN) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Boot, voorzitter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
mr. A.M. de Wit, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2024.