ECLI:NL:RBDHA:2024:9219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
09-247620-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor openlijke geweldpleging in vereniging

Op 13 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 31 augustus 2022 in Schoonhoven, waar de verdachte samen met twee anderen een persoon, [naam 1], in elkaar sloeg op de openbare weg. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 23 februari 2024 en 30 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S. Kooij, de bewezenverklaring van de tenlastelegging heeft gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij een gewelddadige confrontatie, waarbij het slachtoffer meerdere klappen en schoppen heeft gekregen, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder een gescheurde milt en interne bloedingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en dat zijn verklaring, dat hij slechts een duw had gegeven, niet geloofwaardig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 2.444,68, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-247620-22
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats] (Somalië),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 23 februari 2024 (regie) en
30 mei 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kooij en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.M. Veltman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard
openlijk, te weten, Cellebroedersstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of
op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [naam 1] door door die [naam 1] meerdere malen te slaan en/of te schoppen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022260420, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, basisteam Krimpenerwaard, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 55).
1. Het proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 31 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 9):
Omschrijving aangifte
Feit : Eenvoudige mishandeling
Plaats delict : [adres 2] , [postcode 2] [woonplaats] , binnen de
gemeente Krimpenerwaard
Aangever
Achternaam : [naam 1]
Voornamen : [voornaam]
Geboren : [geboortedatum 2] 2001
Ik doe aangifte van mishandeling.
Op woensdag 31 augustus 2022 was ik, [naam 1] , samen met een vriendin, [naam 2] , bij de Albert Heijn. Het was ongeveer 16:00 uur.
Mijn vriendin en ik werden op de grond geduwd. Ik ben vervolgens door 3 jongens in elkaar geslagen. Ik ben meerdere keren tegen mijn hoofd geschopt en in mijn lichaam geslagen en geschopt.
Ik heb last van mijn hoofd en ribben. Ik hoorde een jongen zeggen dat hij de broer is
van de jongen waar ik afgelopen vrijdag een aanvaring mee heb gehad.
Ik zag dat hij samen met 2 andere in een rode Ford Ka weg reed.
2. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam 1] , opgemaakt op
2 september 2022, voor zover inhoudende (p. 12-13):
Op het moment dat ik de wortel aan het inspecteren was voelde ik een vuistslag op mijn rechterkaak en op de linkerkant van mij rug ter hoogte van mijn ribben voelde ik een harde trap. Ik weet zeker dat jongen 2 mij de schop in mijn ribben heeft gegeven. Ik denk dat jongen 3 mij de vuistslag in mijn gezicht heeft gegeven. Door deze trap en vuistslag raakte ik uit balans en ving ik mijzelf op met mijn rechterhand. Ik zat op dat moment nog op mijn rechter knie. Ik werd vervolgens met de wreef van een voet aan de voorzijde van mijn romp tegen mijn ribben aan geschopt. Ik weet niet precies hoe dat ging. Ik was gedesoriënteerd en stond toen op om mij zelf te verdedigen.
Tijdens het opstaan zag ik jongen 3. Vervolgens voelde ik weer een vuistslag tegen mijn linker kaak. Ik vermoed dat deze gegeven werd door jongen 2. Ik greep toen naar mijn "smurfen spray" die ik sinds 26 augustus bij mij heb op mijn zelf te kunnen verdedigen. Tijdens het eruit halen van de spray werd ik tussen mijn schouder en nek geslagen met een vuist. Dit werd met zoveel kracht gedaan dat ik een stap naar moest zetten. Ik ben toen direct door gerend in angst voor meer klappen. Tijdens het rennen probeerde ik de smurfen spray te pakken. Halverwege keek ik om en zag ik dat een jongen met breed postuur achter mij aan rende. Deze jongen was ongeveer 1.80 m lang. Ik vermoed dat dit jongen 2 betrof. Ik ben toen verder door gaan rennen en ik hoorde nog een extra paar voetstappen achter mij aan rennen.
Toen ik onder de overkapping stond zag ik dat jongen 1 achter het
stuur ging zitten. Ik hoorde dat jongen 1 in de auto naar mij riep letterlijk: Tis niet slim aan mijn broertje zitten, Pas maar op dit is niet de laatste keer wij gaan jou pakken.
Signalement jongens:
Jongen 1: Zijkant opgeschoren zwart kroesachtig haar en bovenop wat langer, getinte karamel aan de donkere kant huidskleur, normaal postuur, ik denk net zo lang als dat ik ben.
Jongen 2: Breed postuur ongeveer 1,80 meter lang.
Jongen 3: Rood zwartachtige kleding aan, normaal tot mager postuur, 1,75 meter lang denk ik omdat hij kleiner was dan de andere 2.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , opgemaakt op
31 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 26-27):
Ik werd toen uit het niets op de grond geduwd. Ik zag dat mijn vriend geslagen en geschopt werd door 3 jongens. Ik zag dat ze hem met vuistslagen raakten op zijn lichaam. Ik zag ook dat ze tegen zijn nek en hoofd schopten. Ik zag dat [naam 1] in elkaar gedoken zat. Ik zag dat ze bleven slaan en schoppen. Omdat [naam 1] voor de ingang van de Albert Heijn stond zijn de jongens vervolgens terug naar de auto gegaan en weg gereden in een rode Ford Ka met kenteken [kenteken] .
Ik kan de jongens als volgt beschrijven.
3 personen:
Persoon 1:
Donker getinte jongen.
Rond 25 jaar.
Kort zwart haar.
Gezet postuur.
Rond 1.70-1.75 meter lang.
Spijkerbroek blauw van kleur.
Rood overhemd met iets van ruitjes.
Hij reed weg als bestuurder.
Persoon 2:
Licht getint.
Rond de 25 jaar
Middellang zwart haar
Slank postuur.
Trainingspak
Persoon 3:
Man
Licht getint
Rond de 25 jaar.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 september 2022, voor zover inhoudende (p. 17):
Op donderdag 1 september 2022, omstreeks 10.40 uur, sprak ik, verbalisant [verbalisant 1] telefonisch, met de moeder van het slachtoffer.
Zij vertelde mij dat haar zoon nog steeds op de intensive care (IC) in het Bleuland
ziekenhuis in Gouda lag. Zij vertelde dat zij vandaag was gebeld door de intensive care (IC) dat haar zoon stabiel was en dat zijn waarden goed waren.
Kort en zakelijk weergegeven vertelde zij verder dat haar zoon;
- op de intensive care (IC) lag in verband met interne bloedingen,
- een gescheurde milt had,
- niets had gebroken wel kneuzingen had in en op zijn lichaam,
- veel pijn had aan zijn kaak(en) / buikstreek en rug,
- moeite had met ademhalen en dat hij medicatie kreeg voor zijn ademhaling,
- mogelijk morgen naar de verpleegafdeling kan/gaat.
5. Het geschrift, te weten geneeskundige verklaring, voor zover inhoudende (p. 22):
Medische informatie betreffende:
Achternaam : [naam 1]
Voornamen : [voornaam]
Geboren : [geboortedatum 2] 2001
Inwendig waargenomen letsel:
Miltbloeding waarvoor opname IC en verpleegafdeling, 5 dagen strikte bedrust.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 31/8/22
Geschatte duur van de genezing: 4 weken
6. Het proces-verbaal van aanhouding, op 31 augustus 2022 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 33-34):
Onderweg naar het politiebureau in Gouda hoorde ik, verbalisant [verbalisant 2] , de verdachte zeggen dat hij bestuurder was van de rode Ford Ka en dat hij niet lang geleden bij de Albert Heijn in de Cellenbroedersstraat 1 was geweest. Na de verdachte nogmaals te hebben gewezen op de cautie verklaarde de verdachte dat hij daar iemand een duw had gegeven en als gevolg van deze duw was deze persoon gevallen. De verdachte vertelde dat zijn broertje enige tijd geleden was mishandeld. De verdachte kende alleen de vriendin van de persoon die zijn broertje had mishandeld. De verdachte zag deze vriendin in de Albert Heijn lopen met een jongen. De verdachte wilde verhaal halen bij deze jongen. De verdachte vertelde daarbij dat deze confrontatie hoog opliep. Ik hoorde de verdachte ook zeggen dat een jongen met de naam ' [naam 3] ', of iets van gelijke strekking, hierbij betrokken was.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 augustus 2022 opgemaakt, voor zover inhoudende (p. 7):
Ik, verbalisant, [verbalisant 3] kreeg op woensdag 31 augustus 2022, omstreeks 16.00 uur, de opdracht van het operationeel centrum van de politie Eenheid Den Haag, om naar de Cellenbroederstraat in Schoonhoven te gaan. Ter hoogte van de Albert Heijn zou een mishandeling hebben plaatsgevonden.
Ik kwam om 16.13 uur ter plaatse op genoemde locatie. Ik zag hier een persoon staan. Ik zag dat de persoon zijn middenrif vasthield. Ik sprak de persoon aan. De persoon bleek te zijn:
Naam : [naam 1]
Voornaam : [voornaam]
Geboortedatum : [geboortedatum 2] -2001
[naam 1] verklaarde aan mij het volgende: "Ik ben net door 3 jongens in elkaar geslagen. Ik ben tegen mijn hoofd en nek geschopt en geslagen." [naam 1] gaf aan een beknelde ademhaling te hebben en erg veel pijn te hebben aan de borst.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
In artikel 141 Wetboek van Strafrecht (Sr) is strafbaar gesteld het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen. Om geweld aan te merken als openlijk geweld moet sprake zijn van het openlijk en met verenigde krachten plegen van geweld tegen in dit geval een persoon. Niet is vereist dat de verdachte zelf geweld heeft gepleegd. Het is voldoende dat wordt bewezen dat de verdachte opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Openlijke geweldpleging
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat er sprake is geweest van een gewelddadige confrontatie tussen het slachtoffer (verder: [naam 1] ) enerzijds en de verdachte en zijn medeverdachten anderzijds op de openbare weg, namelijk de Cellebroedersstraat in Schoonhoven . Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat [naam 1] werd aangevallen door drie personen. De gedetailleerde verklaring van [naam 1] wordt op essentiële punten ondersteund door de verklaring van de getuige [naam 2] . De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar en ziet geen aanleiding aan de juistheid daarvan te twijfelen. Uit de verklaringen volgt dat [naam 1] meermalen tegen zijn hoofd en lichaam is geslagen en geschopt. Deze verklaringen vinden steun in het letsel dat de aangever heeft opgelopen, namelijk een miltbloeding, kneuzingen in en op zijn lichaam en pijn aan zijn kaken, buikstreek en rug.
De verklaringen van de verdachte, dat hij enkel wilde weten wie zijn broertje de week ervoor had geslagen en de verdachte alleen een duw heeft gegeven, volgt de rechtbank niet. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [naam 1] een gescheurde milt, interne bloedingen, pijn aan zijn kaak(en)/buikstreek en rug heeft opgelopen van een enkele duw.
Rol van de verdachte
Niet kan worden vastgesteld wie van de medeverdachten welk geweld heeft toegepast,
maar uit de bewijsmiddelen blijkt dat geen van de verdachten zich van het geweld heeft gedistantieerd. Zowel [naam 1] als getuige [naam 2] spreken van drie personen die bij het geweld betrokken waren. Verder heeft de verdachte verklaard dat toen hij samen met medeverdachte [naam 4] onderweg was van school naar huis, hij doelbewust op [naam 1] af is gereden om verhaal te halen bij hem over een eerdere confrontatie tussen zijn broertje en [naam 1] . Daar zouden zij de andere medeverdachte zijn tegengekomen. De verdachte en de medeverdachten zijn na de confrontatie in dezelfde auto weggereden, waarbij de verdachte wederom de bestuurder was. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de verdachte de aanstichter van het geweld was en er daarna voor heeft gezorgd dat zijn medeverdachten en hij konden vertrekken met de auto. De verdachte heeft dan ook een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld en deze bijdrage is van voldoende gewicht.
Mede gelet op het korte tijdsbestek tussen de melding bij de politie en het arriveren van de politie en het feit dat [naam 1] toen meteen verklaarde dat hij door drie personen in elkaar was geslagen, acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat [naam 1] na de confrontatie met de verdachte en zijn medeverdachten door andere personen zou zijn aangevallen, waardoor hij het letsel zou hebben opgelopen.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen [naam 1] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 31 augustus 2022 te Schoonhoven , openlijk, te weten
op deCellebroedersstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam 1] door die [naam 1] meerdere malen te slaan en te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een bewezenverklaring een fors lagere straf op te leggen gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen [naam 1] . De verdachte is samen met zijn medeverdachten op de openbare weg welbewust de confrontatie aangegaan met [naam 1] . [naam 1] heeft vervolgens meerdere klappen en schoppen tegen het lichaam gekregen. [naam 1] heeft hierdoor een gescheurde milt met interne bloedingen en kneuzingen aan het lichaam opgelopen. Hij heeft één dag ter observatie in het ziekenhuis op de intensive care gelegen en verkeerde in grote onzekerheid over zijn herstelmogelijkheden. Uit de toelichting op zijn verzoek tot schadevergoeding blijkt dat het feit een enorme impact op hem heeft gehad en hij nog altijd kampt met de gevolgen daarvan.
De rechtbank weegt in het nadeel van de verdachte mee dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en blijft volharden in zijn verklaring dat hij enkel een duw heeft gegeven.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte gaat naar school en heeft werk. Hij woont bij zijn moeder, heeft een kleine (studie)schuld en is gezond.
Strafmodaliteit en strafmaat
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de ernst van het gepleegde feit, het aandeel van de verdachte hierin en de LOVS-oriëntatiepunten een forse taakstraf passend. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 180 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw geweld tegen anderen toe te passen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich, bijgestaan door mr. M. de Klerk, als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.944,68, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 444,68 aan materiële schade en € 4.500,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van [naam 1] met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering en subsidiair dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade dient te worden toegewezen en de vordering van immateriële schadevergoeding dient te worden afgewezen dan wel dient te worden gematigd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Het gevorderde bedrag van € 444,68 bestaat uit de kosten voor het verblijf in het ziekenhuis ten bedrage van € 155,- en het eigen risico ten bedrage van € 289,68. Ten aanzien van deze schadeposten geldt dat deze kosten in een rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit. Deze kosten zijn ook voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering in zoverre toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade – te weten lichamelijk letsel – heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal die schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.000,-. Dit bedrag is lager dan het bedrag dat door de benadeelde partij is gevorderd. De rechtbank heeft bij het bepalen van het bedrag aansluiting gezocht bij uitspraken in vergelijkbare zaken. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige deel afwijzen.
De uitspraak die door de benadeelde partij is aangehaald, ziet naar het oordeel van de rechtbank op een ander feitencomplex en is daarom onvergelijkbaar. In die uitspraak was sprake van een gescheurde milt en lever en moest een spoedoperatie plaatsvinden en was sprake van een herstelperiode van meer dan zes weken.
Toewijzing en wettelijke rente
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 2.444,68, bestaande uit € 444,68 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade. De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van
31 augustus 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.444,68, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
31 augustus 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
180 (HONDERTACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
90 (NEGENTIG) DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van die
taakstraf, groot
60 (ZESTIG) UREN, subsidiair
30 (DERTIG) DAGEN,niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het eind van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 2.444,68, bestaande uit € 444,68 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 augustus 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, aan [naam 1] te betalen;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten van [naam 1] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding van de benadeelde partij
[naam 1] voor het overige af;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 2.444,68, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 augustus 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag van € 2.444,68 niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 37 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag van € 2.444,68 aan de benadeelde partij [naam 1] de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan [naam 1] in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. de Wit, voorzitter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
mr. E. Boot, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2024.