ECLI:NL:RBDHA:2024:9217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
09-077097-24 en 09-029579-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en verkeersdelicten

Op 13 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op [geboortedag] 1973 in Suriname, die op dat moment gedetineerd was. De zaak betrof een reeks strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, bedreiging, en verkeersdelicten. De verdachte werd beschuldigd van het rijden onder invloed van drugs, het negeren van verkeersregels, en het bedreigen van een pompmedewerker met een kettingzaag tijdens een poging tot brandstofdiefstal op 13 februari 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eendaadse samenloop van overtredingen van de Wegenverkeerswet en de Opiumwet. De verdachte had op 4 maart 2024 in Leidschendam en Voorburg een voertuig bestuurd terwijl hij onder invloed was van amfetamine en zonder geldig rijbewijs. Daarnaast had hij kentekenplaten van andere voertuigen op zijn auto gemonteerd, wat leidde tot beschuldigingen van eenvoudig witwassen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, evenals een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor dezelfde duur. De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, de pompmedewerker, die immateriële schade had geleden door de bedreiging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/077097-24 en 09/029579-22 (tul)
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] (Suriname),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Baas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.P.G. van der Weide naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 mei 2024 - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 4 maart 2024 te Leidschendam en/of Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg
als bestuurder van een voertuig (Seat Leon, op moment van aanhouding voorzien
van kenteken [kenteken 1] ), daarmee rijdende op de weg, om en nabij de Elzendreef te
Voorburg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige
mate werden geschonden door,
- een of meerder malen door een rood verkeerslicht te rijden,
- op een vluchtstrook, busbaan, fietspad en/of enige baan te rijden waar het voor
auto's niet was toegestaan,
- diverse voertuigen in te halen op een plek waar dit niet toegestaan was,
- het negeren van een of meerdere stopteken(s),
- de auto te besturen onder invloed van drugs,
- de auto te besturen zonder geldig rijbewijs,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2
hij op of omstreeks 4 maart 2024 te Leidschendam en/of Voorburg een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 100 microgram (amfetamine) per liter (bloed) bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 maart 2024 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg
als bestuurder van een voertuig, Seat Leon, op moment van aanhouding voorzien
van kenteken [kenteken 1] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder
zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, amfetamine en/of
methamfetamine, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik
daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de
rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest
worden geacht;
3
hij op of omstreeks 4 maart 2024, te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg
(van) kentekenplaten met nummer [kenteken 1] , althans een of meer voorwerpen
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4
hij op of omstreeks 13 februari 2024 te Rotterdam, benzine, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan Tankstation [naam] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen meneer [de man] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- tegen die [de man] een of meerdere malen te zeggen "ik maak je dood" en/of "ga
weg, ga weg. ik maak je dood", en/of
- die [de man] dreigend een kettingzaag te tonen, en/of
- die [de man] weg te duwen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 februari 2024 te Rotterdam
meneer [de man] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door:
- tegen die [de man] een of meerdere malen te zeggen "ik maak je dood" en/of "ga
weg, ga weg. ik maak je dood", en/of
- die [de man] dreigend een kettingzaag te tonen, en/of
- die [de man] weg te duwen;
5
hij op of omstreeks 13 februari 2024, te Rotterdam
(van) een kentekentekenplaten met nummer [kenteken 2] , althans een of meer
voorwerpen
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
6
hij op of omstreeks 4 maart 2024 te Voorburg opzettelijk
heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 8,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle (primair) ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor het subsidiair tenlastegelegde. Voor de feiten 5 en 6 heeft de raadsman zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
De rechtbank zal voor de feiten 1 tot en met 3, 5 en 6 volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024069825, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 134).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1
. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 mei 2024;
. het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 4 maart 2024 (p. 36-38);
. het proces-verbaal rijden onder invloed met proces-verbaalnummer PL1500-2024069745-1, opgemaakt op 3 mei 2024;
. het deskundigenverslag ‘drugs in het verkeer’, op 15 april 204 opgemaakt en ondertekend door Dr. L. Delahaye , deskundige op het gebied van toxicologie;
Feit 2
. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 mei 2024;
. het proces-verbaal rijden onder invloed met proces-verbaalnummer PL1500-2024069745-1, opgemaakt op 3 mei 2024;
. het deskundigenverslag ‘drugs in het verkeer’, op 15 april 204 opgemaakt en ondertekend door Dr. L. Delahaye , deskundige op het gebied van toxicologie;
Feit 3
. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 mei 2024;
. het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 5 maart 2024 (p. 34-35);
. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 maart 2024 (p. 41-42);
Feit 4
. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 13 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 10 en 11):
Op maandag 12 februari 2024 begon mijn dienst bij het pompstation [naam] .
Ik zag dat er bij één auto, een lichtblauwe Seat Leon met kenteken [kenteken 2] , de kofferbak open stond terwijl de bestuurder aan het tanken was. Ik vermoedde dat de bestuurder jerrycans vol aan het tanken was. Ook zag ik dat er tiewraps om het kenteken van dit voertuig zaten. Ik liep naar buiten, omdat ik het kenteken eraf wilde trekken. Ik zag dat de bestuurder richting het bijrijdersportier liep. Ik zag dat hij met beide handen een voorwerp, lijkend op een kettingzaag, van de bijrijdersstoel haalde. Ik hoorde dat de bestuurder zei dat ik van hem weg moest gaan. Ik hoorde dat hij dit meerdere keren zei. Ik zag dat de bestuurder op dat moment dreigend naar mij toekwam met de kettingzaag in zijn handen. Ik hoorde dat de bestuurder zei: "Ik maak je dood." Ik trok de kentekenplaat van de voorbumper eraf. Ik zag dat de bestuurder op dat moment naar mij toe kwam lopen. Ik zag dat hij de kettingzaag nog steeds in zijn handen had. Ik hoorde dat de bestuurder nog een aantal keer zei dat ik weg moest gaan. Ik zag dat de bestuurder naar de achterkant van het voertuig liep. Ik zag dat de bestuurder op dat moment weer naar mij toe liep, terwijl hij de kettingzaag in zijn handen had. Ik hoorde dat de bestuurder zei: "Ik maak je dood." Ik liep op dat moment om de bestuurder heen richting de achterkant van het voertuig.
Ik haalde de kentekenplaat van de achterbumper eraf.
Ik zag dat
de bestuurder nog steeds de kettingzaag in zijn hand had. Ik hoorde dat de kettingzaag aanging. Ik voelde mij op dat moment erg bedreigd en achtte de kans groot dat hij mij iets aan wilde doen met de kettingzaag. Ik hoorde dat de bestuurder zei: "Ga weg, ga weg. Ik maak je dood." Ik zag dat de bestuurder dreigend naar mij toe liep. Ik zag en voelde dat de bestuurder mij wegduwde met zijn linker elleboog. Ik zag dat de bestuurder wilde gaan zitten op de bestuurdersstoel. Ik zag dat de bestuurder hierop weer uit het voertuig stapte. Ik hoorde dat de man vroeg waar ik mij mee bemoeide en ik hoorde dat hij zei dat ik weg moest gaan. Ik zag dat de bestuurder op de bestuurdersstoel ging zitten. Ik zag dat hij nog steeds de kettingzaag in zijn handen had en dat hij deze voor zich hield. Ik zag dat de bestuurder het portier dicht deed en ik hoorde direct dat de motor startte. Hierop liep ik weg en ik zag dat de bestuurder wegreed.
. het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 13 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 30 en 31):
Ik doe aangifte namens het bedrijf [naam] mineralen B.V. Ik zag dat een man uitstapte en zijn auto tankte. Ik liep naar buiten om de man hierover aan te spreken. Ik zag dat de man snel de slang terug hing en daarna bedreigde de man mij.
Vervolgens zag ik dat de man wegreed. De man had niet meer betaald voor de getankte brandstof.
. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 21 en 22):
Naar aanleiding van een diefstal van brandstof en een bedreiging bekeek ik de
camerabeelden, afkomstig van tankstation [naam] Ik zag een auto verschijnen.
Ik kan de auto als volgt omschrijven:
- grijskleurige Seat;
- kenteken [kenteken 2] .
Ik zag dat er een persoon uit de auto stapte. Ik zag dat dit de bestuurder van het voertuig was. Ik zal de persoon verder met NN1 aanduiden. Ik zag dat de kofferbak van de grijze Seat open stond. Ik zag dat NN1 de tankslang pakte. Ik zag dat NN1 achter de kofferbak stond. Ik zag dat NN1 de tankslang terug hing. Ik zag dat NN1 door het open raam een voorwerp van de bijrijdersstoel pakte. Ik zag dat het ging om een kettingzaag. Ik zag dat er links in beeld een man naar NN1 toe liep. Ik zal deze persoon verder in dit proces-verbaal met NN2 aanduiden. Ik zag dat NN1 de kettingzaag gericht had op NN2. Ik zag dat NN1 bij de kofferbak stond. Ik zag dat NN2 op dat moment bij de voorkant van de auto stond. Ik zag dat NN2 naar de kentekenplaat aan de voorkant van het voertuig greep. Ik zag dat NN1 via de bestuurderskant terug naar de voorzijde van het voertuig rende. Ik zag dat NN1 nog
steeds de kettingzaag in zijn handen vast hield. Ik zag op het moment dat
NN2 de kentekenplaat aan de voorkant van het voertuig eraf
trok. Ik zag dat NN1 met de kettingzaag richting NN2 zwaaide. Ik zag dat
NN1 naar de achterzijde van het voertuig liep en ik zag dat hij de kofferbak dicht
deed.
Ik zag dat NN2 de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig ervan af trok. Ik zag dat NN1 en NN2 met elkaar in gesprek waren. Ik zag dat NN1 nog steeds met de kettingzaag in zijn handen stond. Ik zag dat NN1 NN2 een duw naar achteren gaf. Ik zag dat NN1 in zijn auto stapte. Ik zag dat NN2 bij het portier van de bestuurder stond. Ik zag dat NN1 en NN2 in gesprek waren. Ik zag dat NN2 de deur van het voertuig dicht deed. Ik zag dat NN1 in zijn auto weg reed.
. de verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 mei 2024, voor zover inhoudende:
Ik was met een Seat Leon in Rotterdam. Ik ben te zien op de beelden van tankstation [naam] .
Feit 5
. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 mei 2024;
. het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 12 januari 2024 (p. 32-33);
. het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 16 februari 2024 (p. 16-19);
Feit 6
. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 mei 2024;
. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 maart 2024 (p. 41-42);
. de kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt op 4 maart 2024 (p. 91);
. het deskundigenverslag, op 4 april 204 opgemaakt en ondertekend door ing. N. van Doorn, deskundige op het gebied van forensische drugsanalyse.
3.4.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 4
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 12 februari 2024 bij tankstation [naam] in Rotterdam brandstof heeft getankt. Omdat de kofferbak openstond en de verdachte met de tankslang achter de kofferbak stond, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte de benzine aan het tanken was in jerrycans in de kofferbak van zijn auto. De verdachte had niet bij de auto behorende kentekenplaten op zijn auto gemonteerd. Hij is aangesproken door één van de pompmedewerkers, [de man] , die vermoedde dat de verdachte bezig was met het stelen van brandstof en die de kentekenplaten van de auto heeft afgehaald. Hierop heeft de verdachte [de man] met de dood bedreigd, op dreigende manier een kettingzaag getoond en hem een duw gegeven. De verdachte heeft de kofferbak gesloten, is in zijn auto gestapt en is zonder te betalen weggereden.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte concludeert de rechtbank dat de verdachte, toen hij door de pompmedewerker op heterdaad werd betrapt, zichzelf de vlucht mogelijk heeft willen maken en zichzelf het bezit van de gestolen brandstof heeft willen verzekeren door de pompmedewerker te bedreigen en te duwen. Nog voordat de pompmedewerker op de camerabeelden te zien is, grijpt de verdachte naar de kettingzaag, waarmee hij richting de pompmedewerker zwaait. Vervolgens sluit de verdachte de nog openstaande kofferbak, geeft de pompmedewerker een duw, stapt in de auto en rijdt weg.
De rechtbank acht dan ook de ten laste gelegde diefstal gevolgd van (bedreiging met) geweld tegen [de man] bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 4 maart 2024 te Leidschendam en Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg
als bestuurder van een voertuig (Seat Leon, op
hetmoment van aanhouding voorzien
van kenteken [kenteken 1] ), daarmee rijdende op de weg, om en nabij de Elzendreef te
Voorburg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige
mate werden geschonden door,
- meerder
emalen door een rood verkeerslicht te rijden,
- op een vluchtstrook
enbusbaan, te rijden waar het voor auto's niet was toegestaan,
- diverse voertuigen in te halen op een plek waar dit niet toegestaan was,
- het negeren van een stopteken,
- de auto te besturen onder invloed van drugs,
- de auto te besturen zonder geldig rijbewijs,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
2
hij op 4 maart 2024 te Leidschendam en Voorburg een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde
wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 100 microgram (amfetamine) per liter (bloed) bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
3
hij op 4 maart 2024 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg
kentekenplaten met nummer [kenteken 1] ,
-voorhanden heeft gehad,
en
-
daarvangebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
4
hij op 13 februari 2024 te Rotterdam enig goed, dat geheel aan Tankstation [naam]
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [de man] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- tegen die [de man] meerdere malen te zeggen "ik maak je dood" en "ga weg, ga weg. ik maak je dood" en
- die [de man] dreigend een kettingzaag te tonen en
- die [de man] weg te duwen;
5
hij op 13 februari 2024 te Rotterdam kentekentekenplaten met nummer
[kenteken 2]
- voorhanden heeft gehad,
en
-
daarvangebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
6
hij op 4 maart 2024 te Voorburg opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 8,9 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 15 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf veel te hoog is. De ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient, aangezien de verdachte geen rijbewijs heeft, geen enkel doel. Tenslotte is er sprake van eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft op 13 februari 2024 brandstof gestolen bij een tankstation. De verdachte is daarbij planmatig te werk gegaan, door jerrycans achterin zijn auto te plaatsen om zoveel mogelijk brandstof onbetaald mee te kunnen nemen en door andere kentekenplaten op zijn auto te monteren. Toen de verdachte betrapt werd, heeft hij een pompmedewerker bedreigd, onder meer met een kettingzaag. Ook heeft de verdachte de medewerker geduwd. Diefstal van brandstof is een vervelend feit, dat zorgt voor schade bij de uitbater van het pompstation. Daarbij heeft de verdachte de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de pompmedewerker [de man] geschonden. De rechtbank rekent dat de verdachte aan.
Op 4 maart 2024 heeft de verdachte tijdens een dollemansrit geprobeerd te ontkomen aan de politie. De verdachte is daarbij onder meer meerdere malen door rood gereden, was onder invloed van amfetamine en reed zonder rijbewijs. De rechtbank vindt het zorgelijk dat de verdachte zo heeft gehandeld, omdat hij, zo heeft hij op de terechtzitting uitgelegd, wilde voorkomen dat (wederom) een auto van hem in beslag zou worden genomen door de politie. Dat hij daarbij ernstig gevaar heeft veroorzaakt voor medeweggebruikers, heeft de verdachte kennelijk voor lief genomen.
Op beide dagen had de verdachte kentekenplaten op zijn auto gemonteerd die van andere auto’s gestolen waren. De verdachte heeft zich daarmee ook tweemaal schuldig gemaakt aan witwassen. Kentekens zijn belangrijk voor de identificatie van voertuigen in het geval van bijvoorbeeld ongevallen of diefstallen en de verdachte heeft geprobeerd aan die identificatie te ontkomen. Ook dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 april 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte een omvangrijk strafblad heeft opgebouwd met onder meer veel vermogens- en verkeersdelicten.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank zal, zoals gevorderd door de officier van justitie, ook een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen. De rechtbank vindt een dergelijke ontzegging passend bij de overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 die de verdachte heeft gepleegd. Dat hij niet over een geldig rijbewijs beschikt, doet daarbij niet ter zake.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[de man] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens zijn cliënt op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag te hoog is en dat een bedrag van € 500,- passender is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 4 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 750,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen over het bedrag van € 750,- met ingang van 13 februari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade op die dag is ontstaan.
Omdat de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor de schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 13 februari 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [de man]

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte afstand heeft gedaan van de op de beslaglijst vermelde verdovende middelen en kentekenplaten. De auto en zaagmachine (kettingzaag) moeten verbeurd verklaard worden, omdat deze zijn gebruikt om de strafbare feiten te plegen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte verzocht om teruggave van de auto.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft afstand gedaan van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen. Daarom hoeft de rechtbank daarover niet meer te beslissen. De rechtbank heeft van de onder 6 op de beslaglijst genoemde kentekenplaten geen afstandsverklaring in het dossier aangetroffen. Zij zal deze verbeurd verklaren, omdat het onder 5 bewezen verklaarde feit met betrekking tot deze kentekenplaten is begaan en omdat het onder 4 bewezen verklaard feit is begaan met behulp van deze kentekenplaten.
De onder 5 genoemde zaagmachine zal eveneens verbeurd worden verklaard, omdat het onder 4 bewezen verklaarde feit met behulp daarvan is begaan.
Tenslotte zal ook de onder 1 genoemde personenauto verbeurd worden verklaard. De onder 1 en 4 bewezen verklaarde feiten zijn met behulp daarvan begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 april 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 09/029579-22 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 28 april 2022 voorwaardelijk opgelegde straf van 50 dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte verzocht tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 23 april 2024 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 28 april 2022, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 55, 57, 312, 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 8, 9, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2, 10, van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 2:
eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3:
eenvoudig witwassen;
ten aanzien van feit 4:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vluchtmogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van feit 5:
eenvoudig witwassen;
ten aanzien van feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 4 van de Opiumwet;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
TWAALF MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
TWAALF MAANDEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van
€ 750,-en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [de man] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 750,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2024 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [de man] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van
15 dagen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 5 en 6 genoemde voorwerpen, te weten een personenauto, een zaagmachine en twee kentekenplaten;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 28 april 2022, gewezen onder parketnummer 09/ 029579-22, te weten gevangenisstraf voor de duur van
50 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Boot, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. A.M. de Wit, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2024.