ECLI:NL:RBDHA:2024:9215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
C/09/664647 KG ZA 24-343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van geldvorderingen in kort geding tussen twee bedrijven met betrekking tot een bouwproject

In deze zaak, die op 5 juni 2024 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben twee bedrijven, [bedrijfsnaam 1] B.V. en Energie Techniek B.V. (hierna: Nexton), een kort geding aangespannen over geldvorderingen die voortvloeien uit een onderaannemingsovereenkomst voor de aanleg van elektra-installaties in een appartementencomplex te Rotterdam. [bedrijfsnaam 1] vorderde betaling van openstaande facturen, waaronder acceleratiefacturen, meerwerkfacturen en kosten voor armaturen, en stelde dat zij een spoedeisend belang had bij de betaling vanwege liquiditeitsproblemen. Nexton voerde verweer en stelde dat de acceleratiekosten niet correct waren gefactureerd en dat zij de overeenkomst had ontbonden vanwege tekortkomingen van [bedrijfsnaam 1]. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er een geschil was over de opleverdatum en de facturering van de geleverde diensten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van beide partijen niet voor toewijzing vatbaar waren, omdat er onvoldoende bewijs was voor de gegrondheid van de vorderingen en er een gebrek aan spoedeisend belang was. De rechter wees de vorderingen in conventie en reconventie af en veroordeelde [bedrijfsnaam 1] in de proceskosten van Nexton.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/664647 / KG ZA 24-343
Vonnis in kort geding van 5 juni 2024
in de zaak van
[bedrijfsnaam 1] B.V.te Den Haag,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mrs. F.H.J. van Schoonhoven en T.P. de Heer te Amsterdam,
tegen:
Energie Techniek B.V.te Hazerswoude-Rijndijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [bedrijfsnaam 1] ’ en ‘Nexton’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte houdende een wijziging van eis met nadere producties;
- de op 17 mei 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[bedrijfsnaam 1] en Nexton zijn betrokken bij het project dat bestaat uit de nieuwbouw van het appartementencomplex “ [project] ” te Rotterdam (hierna: het project). Het project wordt gerealiseerd door [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ). [bedrijfsnaam 2] heeft de levering, montage en bedrijfsvaardige oplevering van de elektra- en werktuigbouwkundige installaties in opdracht gegeven aan Nexton. Nexton en [bedrijfsnaam 1] hebben op 30 mei 2022 een onderaannemingsovereenkomst ondertekend voor de aanleg van de elektra-installaties voor het project (hierna: de overeenkomst). Het op te leveren werk is in de overeenkomst gedefinieerd als “het leveren, monteren en bedrijfsvaardig opleveren van de Elektra installatie werkzaamheden t.b.v. 104 appartementen en algemene voorzieningen [project] te Rotterdam.” De in de overeenkomst opgenomen aanneemsom bedraagt € 790.000,00 exclusief btw en er is een stelpost van € 165.946 exclusief btw voor armaturen (waarop nog een optimalisatie van toepassing is). In de overeenkomst zijn onder meer afspraken opgenomen omtrent betalingen (in termijnen), facturering en meer- of minderwerk. Verder staat hierin vermeld dat het werk wordt uitgevoerd conform een nader overeen te komen planning en dat de oplevering plaatsvindt in het vierde kwartaal van 2023. De overeenkomst is later nog op bepaalde punten verduidelijkt/aangepast.
2.2.
Omstreeks februari 2024 was de planning dat de oplevering zou plaatsvinden per 2 april 2024. Daarover is een geschil ontstaan tussen partijen, waarna Nexton bij deze rechtbank een kort geding is gestart. Dit heeft erin geresulteerd dat partijen afspraken met elkaar hebben gemaakt, die zijn vastgelegd in een proces-verbaal van 13 februari 2024 (hierna: het PV). In het PV is, voor zover thans relevant, het volgende opgenomen:
“1. Partijen zijn het erover eens dat het van essentieel belang is dat het project doorgang vindt. Daarbij is uitgangspunt dat met alle macht gestreefd wordt naar oplevering van het project aan de opdrachtgever ( [bedrijfsnaam 2] ) per 2 april 2024. Partijen dienen daartoe vanaf heden intensief met elkaar te overleggen over de planning en de voortgang van een en ander […].
2.
[bedrijfsnaam 1] zal nog deze week op zoek gaan naar extra personeel om zijn bezetting verder te kunnen opschalen. […]
[…]
4.
Door het opschalen zal [bedrijfsnaam 1] genoodzaakt zijn extern personeel in te huren met de daaraan volgens hen verbonden extra uurtariefkosten die volgens hen niet in hun offerte zijn verdisconteerd die ten grondslag lag aan de uiteindelijke overeenkomst. De vraag hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen, is nog steeds onderwerp van debat tussen partijen. Dat debat wordt in deze procedure voorlopig geparkeerd. Nexton is bereid om voorlopig, bij wege van voorschot, de met de extra inzet gemoeide kosten zoals door [bedrijfsnaam 1] wekelijks zullen worden gefactureerd vanaf heden te voldoen. Daarbij is uitgangspunt dat uitsluitend de extra kosten ten opzichte van regulier uurtarief in verband met de inleen van extern personeel als "acceleratiekosten" separaat in rekening kunnen worden gebracht. [bedrijfsnaam 1] zal vanaf heden wekelijks factureren, waarbij een "acceleratiefactuur" zal worden opgemaakt die ziet op de extra kosten zoals hiervoor genoemd. Daarnaast zal [bedrijfsnaam 1] wekelijks de reguliere termijnfactuur opstellen. Die laatste factuur zal in samenspraak met Nexton worden opgemaakt in die zin dat gezamenlijk zal worden vastgesteld welke werkzaamheden die week zijn verricht. De acceleratiefactuur zal door [bedrijfsnaam 1] eenzijdig worden opgesteld. [bedrijfsnaam 1] zal daartoe een overzicht verstrekken ter nadere onderbouwing van de gemaakte kosten (een onderlegger). Eventuele discussies over de inhoud van die factuur worden geparkeerd tot na oplevering van het project. Nexton behoudt zich het recht voor om die acceleratiefacturen in een later stadium ter discussie te stellen. Daarbij kan die discussie gaan over de vraag of daadwerkelijk zo veel extra kosten zijn gemaakt en over de vraag of dat de schuld is van [bedrijfsnaam 1] of dat dit niet aan [bedrijfsnaam 1] te wijten is en niet voor haar rekening en risico hoeft te komen.
5. Betalingen op de acceleratiefacturen worden gedaan bij wege van voorschot, nu discussie daarover na oplevering van het project mogelijk blijft. De acceleratiefacturen worden voldaan binnen 24 uur na ontvangst daarvan. De termijnfacturen worden, in afwijking van hetgeen in de overeenkomst is opgenomen, voldaan binnen 14 dagen na ontvangst daarvan.
6. De factuur ter zake van de door [bedrijfsnaam 1] reeds bestelde armaturen zal door Nexton binnen een week na heden worden voldaan.
7. Nexton zal zich ter zake van de geschillen die onderwerp waren van dit kort geding niet op enige vorm van opschorting, verrekening of eigenbeslag beroepen. Dit laat onverlet dat Nexton bij eventuele nieuwe discussiepunten zich dergelijke rechten voorbehoudt. […].
[…]”
2.3.
[bedrijfsnaam 1] is in week 7 van 2024 begonnen met het inzetten van extra personeel. Zij heeft vervolgens, naast de reguliere termijnfacturen, acceleratiefacturen aan Nexton verstuurd over de weken 7 tot en met 13 voor een totaalbedrag van € 321.564,24.
2.4.
Op enig moment is Nexton gebleken dat de hoofdaannemer de opleverdatum van 2 april 2024 had losgelaten.
2.5.
Nexton heeft op 26 maart 2024 aan [bedrijfsnaam 1] bericht, samengevat weergegeven, dat zij heeft vastgesteld dat [bedrijfsnaam 1] per 22 maart 2024 haar achterstanden heeft weggewerkt, dat een voortzetting van de acceleratie dan ook niet langer noodzakelijk is en dat de acceleratie dan ook met ingang van 22 maart 2024 feitelijk verondersteld wordt te zijn beëindigd. Nexton deelt mee ervan uit te gaan dat [bedrijfsnaam 1] met onmiddellijke ingang de capaciteit terugbrengt tot de standaard contractmatige omvang welke benodigd is het werk voor 2 april 2024 af te ronden. Zij stelt dat de facturering van acceleratiekosten dient te worden gebaseerd op de inhoud van dit schrijven en verzoekt het teveel in rekening gebrachte te crediteren.
2.6.
[bedrijfsnaam 1] heeft daarop gevraagd om een bevestiging dat 2 april 2024 geen harde opleveringsdatum meer is (om reden die niet aan haar te wijten zijn). Uitgaande van die bevestiging heeft [bedrijfsnaam 1] bevestigd dat zij vanaf 28 maart 2024 zal afschalen naar de gebruikelijke bezetting van 3 personen. Zij stelt voorts dat vanaf 2 april 2024 er geen mensen van haar meer bij het project aanwezig zullen zijn, tenzij daar nadere afspraken over worden gemaakt.
2.7.
Nexton heeft daarop aan [bedrijfsnaam 1] bericht dat zij volgens de overeenkomst het werk nog wel moet afmaken, maar alleen niet langer met versnellingsmaatregelen. Zij stelt dat verder moet worden gegaan met de reguliere bezetting en dat [bedrijfsnaam 1] daarvoor betaald krijgt via de reguliere termijnen. Nexton stelt dat, als [bedrijfsnaam 1] mensen van het werk terugtrekt, zij een wanprestatie pleegt, Nexton de overeenkomst zal ontbinden en aanspraak zal maken op schadevergoeding. Nadat Nexton heeft verklaard enkele facturen van [bedrijfsnaam 1] niet te zullen betalen, vanwege door haar gestelde tegenvorderingen op [bedrijfsnaam 1] , heeft [bedrijfsnaam 1] op 12 april 2024 het werk neergelegd.
2.8.
[bedrijfsnaam 1] heeft op 15 april 2024 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gekregen om (maximaal drie keer binnen dertig dagen na het eerstgelegde beslag) conservatoir derdenbeslag te leggen. [bedrijfsnaam 1] heeft tweemaal beslag gelegd.
2.9.
Omdat [bedrijfsnaam 1] geen gehoor heeft gegeven aan de sommatie van Nexton om het werk te hervatten, heeft Nexton bij brief van 18 april de overeenkomst partieel ontbonden, te weten voor het deel van de overeenkomst dat nog door [bedrijfsnaam 1] moet worden uitgevoerd. Nexton stelt deze werkzaamheden zelf te zullen uitvoeren en [bedrijfsnaam 1] aansprakelijk te stellen voor de schade die zij daardoor lijdt, alsmede voor de schade als gevolg van de vertraging die [bedrijfsnaam 1] heeft veroorzaakt.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[bedrijfsnaam 1] vordert, na wijziging van haar eis, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, Nexton te veroordelen om aan [bedrijfsnaam 1] te voldoen:
de geaccordeerde termijnfacturen, te weten een bedrag van € 184.611,50;
de geaccordeerde meerwerkfacturen, te weten een bedrag van € 5.822,86;
de (laatste) acceleratiefactuur, te weten een bedrag van € 37.161,90;
de armaturen, te weten een bedrag van € 65.636,50;
de buitengerechtelijke kosten;
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente op de wijze zoals nader in de akte van eiswijziging omschreven, met veroordeling van Nexton in de kosten van dit geding, waaronder mede begrepen de kosten van de gelegde conservatoire beslagen, en in de nakosten, een en ander op de wijze zoals nader in de akte van eiswijziging omschreven.
3.2.
Daartoe voert [bedrijfsnaam 1] – samengevat – het volgende aan. [bedrijfsnaam 1] heeft een spoedeisend belang bij betaling door Nexton van de nog openstaande facturen. Het project is namelijk verantwoordelijk voor 10% van de totale omzet van [bedrijfsnaam 1] . Tijdens het eerste kort geding was het spoedeisend belang ook niet in geschil. Vandaar ook dat in het PV diverse afspraken omtrent onmiddellijke betaling en het uitstellen van discussies zijn gemaakt. Doordat Nexton de thans gevorderde aanzienlijke bedragen niet voldoet, komt [bedrijfsnaam 1] weer in liquiditeitsproblemen. Daarnaast betreft het grotendeels onbetwiste vorderingen. De termijnfacturen zijn goedgekeurd. Er is geen grondslag om deze facturen onbetaald te laten. Verder staat vast dat Nexton aan [bedrijfsnaam 1] de opdracht heeft gegeven om bepaalde meerwerkopdrachten uit te voeren. Voorts is in het PV opgenomen dat [bedrijfsnaam 1] tot de oplevering van het project eenzijdig de acceleratiefacturen kan opstellen en daartoe een overzicht verstrekt ter nadere onderbouwing. [bedrijfsnaam 1] heeft dat gedaan, maar Nexton heeft desondanks de laatste acceleratiefactuur niet betaald. Zij is daartoe wel gehouden. In het PV is immers ook bepaald dat eventuele discussies over de inhoud van die facturen worden geparkeerd tot na oplevering van het project. Verder staat er nog een termijn van € 41.486,60 open van de totale stelpost van de armaturen, ten aanzien waarvan in het PV is opgenomen dat Nexton deze binnen één week betaalt en een bedrag van € 24.150,00 betreffende door Nexton verstrekt meerwerk ten aanzien van armaturen. Nexton dient ook deze bedragen aan [bedrijfsnaam 1] te betalen.
3.3.
Nexton voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
Nexton vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, [bedrijfsnaam 1] te veroordelen om binnen drie werkdagen na dagtekening van dit vonnis:
Nexton creditfacturen te sturen voor alle acceleratiefacturen, op straffe van verbeurte van een dwangsom zoals nader in de conclusie van antwoord omschreven;
de door Nexton betaalde acceleratiekosten ad € 284.402,34 aan haar terug te betalen;
Nexton € 150.000 te betalen als voorschot op de vergoeding van de door Nexton geleden en nog te lijden schade wegens de ontbinding van de overeenkomst;
de conservatoire beslagen op te heffen én [bedrijfsnaam 1] te verbieden nog een derde maal conservatoir beslag te leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom zoals nader in de conclusie van antwoord omschreven;
met veroordeling van [bedrijfsnaam 1] in de kosten van dit geding.
3.5.
Daartoe voert Nexton – samengevat – het volgende aan. [bedrijfsnaam 1] heeft de acceleratiekosten gefactureerd op een wijze die ingaat tegen de in het PV daarover gemaakte afspraken. Zij moet de verzonden facturen daarom crediteren en de al betaalde bedragen terugstorten. Verder heeft Nexton vanwege de tekortkomingen van [bedrijfsnaam 1] de overeenkomst moeten ontbinden. De schade die Nexton daardoor heeft geleden wordt door haar geraamd op € 300.000,-. In dit geding vordert Nexton een voorschot daarop van de helft. Dat dient ter dekking van het herstel van de door [bedrijfsnaam 1] gemaakte fouten en het zelf nog moeten verzetten van het nodige werk. Omdat de vorderingen van [bedrijfsnaam 1] ondeugdelijk zijn, is er geen grond voor handhaving van de gelegde beslagen en voor het nog een derde maal leggen van beslag (waarvoor al verlof is verleend).
3.6.
[bedrijfsnaam 1] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

De beoordeling in conventie en in reconventie
4.1.
In de samenhang tussen de vorderingen over en weer ziet de voorzieningenrechter aanleiding om deze vorderingen hierna gezamenlijk te bespreken.
De vorderingen in conventie sub 1 tot en met 4 en in reconventie sub 1 tot en met 3
4.2.
Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Onderzocht moet worden of het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is. Dat betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen. Daarnaast moet sprake zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Voorts dient in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken te worden.
4.3.
Bij de geldvorderingen die in dit geding zijn ingesteld, is niet voldaan aan verschillende aspecten van het hiervoor vermelde strikte toetsingskader. Partijen twisten over de gegrondheid van al deze vorderingen. Zij hebben een verschillende visie op de gemaakte afspraken waarop de vorderingen zijn gebaseerd. Verder stellen beide partijen dat, als de wederpartij al een vordering zou hebben, daar een tegenvordering tegenover staat. Wat per saldo de uitkomst zal zijn van een bodemprocedure waarin al deze punten aan de orde komen, kan in dit geding, waarin geen plaats is voor nader onderzoek of bewijslevering, niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid worden voorspeld.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt hierbij nog het volgende ten aanzien van het PV. Daarin hebben partijen afgesproken om eventuele discussies over de inhoud van de acceleratiefactuur te parkeren tot na de oplevering van het project. Zij zijn voorts overeengekomen dat Nexton zich ter zake van de geschillen die onderwerp waren van dat kort geding niet op enige vorm van opschorting, verrekening of eigenbeslag zal beroepen, hetgeen onverlet laat dat Nexton bij eventuele nieuwe discussiepunten zich dergelijke rechten voorbehoudt. Inmiddels moet er echter op basis van de stellingen over en weer vanuit worden gegaan dat de oplevering van het project door [bedrijfsnaam 1] niet meer zal plaatsvinden. Nexton heeft de overeenkomst immers ontbonden. [bedrijfsnaam 1] stelt weliswaar de ontbinding niet te accepteren, maar zij vordert geen nakoming. Zij stelt Nexton aansprakelijk te houden voor de schade. Dit maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet langer voorbij kan worden gegaan aan inhoudelijke verweren tegen gefactureerde bedragen.
4.5.
Dat sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevorderde voorzieningen in dit kort geding is door partijen ook onvoldoende onderbouwd. De omstandigheid dat dit tijdens het vorige kort geding geen punt van discussie was, acht de voorzieningenrechter onvoldoende om in dit geding voorbij te gaan aan het gemotiveerde verweer dat op dit punt is gevoerd.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de geldvorderingen over en weer niet voor toewijzing vatbaar zijn. In aanvulling hierop overweegt de voorzieningenrechter nog kort het volgende.
4.7.
Het verweer van Nexton ten aanzien van de acceleratiefacturen komt de voorzieningenrechter op voorhand niet onaannemelijk voor. Nexton heeft onder verwijzing naar de in het PV gemaakte afspraak dat “uitsluitend de extra kosten ten opzichte van regulier uurtarief in verband met de inleen van extern personeel separaat in rekening kunnen worden gebracht” betoogd dat [bedrijfsnaam 1] niet het volledige uurtarief van het extra personeel in rekening had mogen brengen, maar alleen het deel dat uitstijgt boven het uurtarief van het reguliere personeel. De tekst van de afspraak lijkt dit te bevestigen. Nexton heeft er voorts op gewezen dat het reguliere uurtarief van personeel al in de aannemingssom zit en dat door de acceleratie alleen de snelheid wordt opgevoerd. De acceleratiekosten bedragen voorts 40% van de totale aanneemsom, hetgeen niet in verhouding lijkt te zijn. Anderzijds stelt [bedrijfsnaam 1] dat zij na het sluiten van het PV de in de acceleratiefacturen gefactureerde bedragen heeft uitgegeven en daar zelf niets op verdient, zodat het logisch is dat zij die bedragen op dat moment bij Nexton in rekening kon brengen. De voorzieningenrechter kan in dit geding, waar geen plaats is voor nader onderzoek en/of bewijslevering, niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid vaststellen wat de bedoeling van partijen is geweest. Daarnaast stelt [bedrijfsnaam 1] aanzienlijke kosten te hebben gemaakt als gevolg van de opschaling van de bezetting, zoals voor extra begeleiding en voor vertraging. Die kosten staan volgens Nexton in geen verhouding tot de gevorderde extra kosten. In dit geding kan de hoogte hiervan echter niet worden vastgesteld. Noch de vordering in conventie sub 3 noch de vorderingen in reconventie sub 1 en 2 lenen zich daarom voor toewijzing in dit kort geding.
4.8.
Dat Nexton gehouden is om op dit moment het gevorderde bedrag voor uitgevoerde meerwerk-opdrachten te betalen kan, gelet op het gemotiveerde verweer van Nexton in dit geding, ook niet worden vastgesteld. Dit geldt ook voor de nog openstaande termijnfacturen, die volgens Nexton goedkeuring behoeven vanuit de daartoe bevoegde projectleider. Die goedkeuring is er volgens haar (grotendeels) niet om inhoudelijke redenen, zijnde andere redenen dan waarvan volgens [bedrijfsnaam 1] sprake is. De voorzieningenrechter stelt in dit verband vast dat in het PV niet is afgesproken dat Nexton de juistheid van deze facturen niet ter discussie zou mogen stellen.
4.9.
Ten slotte volgt de voorzieningenrechter Nexton in haar standpunt dat [bedrijfsnaam 1] in de akte van eiswijziging onvoldoende duidelijkheid heeft verstrekt over het gevorderde bedragen van de armaturen. Nexton is daardoor onvoldoende in de gelegenheid gesteld ter zitting naar behoren te reageren op dit punt. Daar komt bij dat Nexton stelt dat er nog diverse zaken ontbreken. In dit kort geding, waar geen plaats is voor nader onderzoek en bewijslevering, is deze vordering dan ook niet voor toewijzing vatbaar.
4.10.
Ten slotte kan, gezien de betwisting door [bedrijfsnaam 1] dat Nexton schade heeft geleden doordat [bedrijfsnaam 1] slecht werk heeft geleverd, de enkele verwijzing door Nexton naar een mailbericht van [bedrijfsnaam 2] en het noemen van een geraamd bedrag aan schade, zonder enige nadere onderbouwing daarvan, niet leiden tot toewijzing van het gevorderde voorschot op schadevergoeding in dit kort geding.
De overige vorderingen
4.11.
De in conventie gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn in het licht van het vorenstaande niet toewijsbaar.
4.12.
De reconventionele vorderingen ten aanzien het conservatoire beslag kunnen ook niet worden toegewezen. De vorderingen die ten grondslag liggen aan het beslag worden in dit geding weliswaar afgewezen, maar om redenen zoals hiervoor vermeld op basis waarvan niet kan worden geconcludeerd dat de vorderingen summierlijk ondeugdelijk zijn.
De proceskostenveroordeling in conventie en in reconventie
4.13.
[bedrijfsnaam 1] is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Nexton worden begroot op:
- griffierecht € 6.617,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 7.902,00
4.14.
Nexton is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [bedrijfsnaam 1] worden begroot op:
- salaris advocaat € 553,50
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 731,50

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [bedrijfsnaam 1] in de proceskosten van € 7.902,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [bedrijfsnaam 1] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
wijst het gevorderde af;
5.5.
veroordeelt Nexton in de proceskosten van € 731,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Nexton niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.6.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.
ts