Uitspraak
De Staat der Nederlanden, meer in het bijzonder het Ministerie van Justitie en Veiligheid,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak vordert eiser, [eiser], schadevergoeding van de Staat der Nederlanden wegens onrechtmatige inbeslagname van zijn auto, een Toyota Yaris, op 21 april 2018. Eiser werd op die datum aangehouden als verdachte van diefstal, maar werd op 23 april 2018 weer in vrijheid gesteld. De auto werd in beslag genomen en eiser werd op 12 oktober 2020 vrijgesproken van de diefstal. Eiser heeft zijn auto op 6 november 2020 teruggekregen van de Dienst Domeinen. Eiser vordert een schadevergoeding van € 4.380,00 voor materiële schade en € 3.500,00 voor immateriële schade, alsook vergoeding van proceskosten. De Staat erkent aansprakelijkheid voor de materiële schade, maar betwist de hoogte van de schade en de aansprakelijkheid voor immateriële schade.
De kantonrechter oordeelt dat eiser recht heeft op een schadevergoeding van € 1.880,00, bestaande uit € 1.380,00 voor materiële schade en € 500,00 voor immateriële schade. De kantonrechter wijst erop dat de immateriële schadevergoeding beperkt moet worden toegekend, en dat de schadevergoeding voor materiële schade alleen kan worden toegekend voor daadwerkelijk geleden schade. De kantonrechter veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 383,97. Het vonnis is uitgesproken op 25 juni 2024.