ECLI:NL:RBDHA:2024:9205
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Kort geding over bevoegdheid ILT en afvalstoffenstatus van PVC Recycling
In deze zaak heeft PVC Recycling Lelystad B.V. een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, waarbij de vraag centraal staat of de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) meer gegevens van PVC Recycling vraagt dan zij wettelijk bevoegd is. Dit geschil is ontstaan naar aanleiding van een last onder dwangsom die de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan PVC Recycling heeft opgelegd, met betrekking tot de transporten van PVC-materialen naar het buitenland. PVC Recycling stelt dat de stoffen die zij wil transporteren geen afvalstoffen zijn en dat de ILT onterecht aanvullende informatie eist om dit te beoordelen.
De voorzieningenrechter heeft op 19 april 2024 geoordeeld dat PVC Recycling niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat er een bestuursrechtelijke weg openstaat die voldoende waarborgen biedt. De voorzieningenrechter benadrukt dat de civiele rechter niet bevoegd is om deze kwestie te behandelen, aangezien de bestuursrechter al over het geschil heeft geoordeeld in het kader van een handhavingsbesluit. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen plaats is voor een nieuwe beoordeling van het geschil in dit civielrechtelijke kort geding, ondanks het spoedeisende belang van PVC Recycling.
De voorzieningenrechter heeft PVC Recycling veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.973,00, en heeft de wettelijke rente over deze kosten toegewezen. De uitspraak benadrukt de taakverdeling tussen de civiele en bestuursrechter en bevestigt dat de bestuursrechter de aangewezen instantie is voor het beoordelen van de onrechtmatigheid van de handhaving door de staatssecretaris.