ECLI:NL:RBDHA:2024:9174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.17400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrechtelijke vervolgberoep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die onder de Vreemdelingenwet 2000 valt. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, had beroep ingesteld tegen de voortduring van de maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank had eerder, op 9 februari 2024, de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was. De Staatssecretaris had op 17 april 2024 de maatregel van bewaring opnieuw opgelegd, en de rechtbank werd door middel van een kennisgeving op de hoogte gesteld van deze voortduring.

Eiser voerde aan dat er geen zicht was op uitzetting naar Algerije op korte termijn, maar de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris een verzoek tot verstrekking van een laissez passer had ingediend bij de Algerijnse autoriteiten, die dit verzoek nog in onderzoek hadden. De rechtbank concludeerde dat er nog steeds zicht was op uitzetting, en dat de maatregel van bewaring rechtmatig was. De rechtbank verwierp de beroepsgrond van eiser en verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 1 mei 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.17400
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Loth), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.M.M. van Gils ).

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 april 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Uit de uitspraak van deze zittingsplaats van 9 februari 2024 (in de zaak NL24.2982) volgt dat de bewaring tot het moment van sluiten van dat onderzoek op 5 februari 2024 rechtmatig was.
Verweerder heeft de rechtbank door middel van een kennisgeving van de voortduring van de maatregel in kennis gesteld en een voortgangsrapportage overgelegd. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Eiser heeft op de kennisgeving een reactie gegeven. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 29 april gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat uit de voortgangsgegevens niet blijkt dat uitzetting naar Algerije op korte termijn mogelijk is.
2. De rechtbank volgt eiser hierin niet en oordeelt als volgt. Verweerder heeft een bij de Algerijnse autoriteiten een verzoek tot verstrekking van een laissez passer (lp) ten behoeve van eiser ingediend. De Algerijnse autoriteiten hebben dit verzoek nog in onderzoek. In dit verband staat op 16 mei 2024 een presentatie van eiser gepland. Er is
daarom in dit stadium geen aanleiding voor het oordeel dat de Algerijnse autoriteiten niet tot afgifte van een lp ten behoeve van eiser zullen overgaan. Het zicht op zijn uitzetting naar Algerije is aldus nog steeds aanwezig. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
3. Los van wat door eiser is aangevoerd, ziet de rechtbank in de door verweerder en eiser verstrekte gegevens ook geen grond om ambtshalve tot het oordeel te komen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet (langer) is voldaan.
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat er geen aanleiding is om een proceskostenveroordeling toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.