ECLI:NL:RBDHA:2024:9174
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrechtelijke vervolgberoep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die onder de Vreemdelingenwet 2000 valt. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, had beroep ingesteld tegen de voortduring van de maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank had eerder, op 9 februari 2024, de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was. De Staatssecretaris had op 17 april 2024 de maatregel van bewaring opnieuw opgelegd, en de rechtbank werd door middel van een kennisgeving op de hoogte gesteld van deze voortduring.
Eiser voerde aan dat er geen zicht was op uitzetting naar Algerije op korte termijn, maar de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris een verzoek tot verstrekking van een laissez passer had ingediend bij de Algerijnse autoriteiten, die dit verzoek nog in onderzoek hadden. De rechtbank concludeerde dat er nog steeds zicht was op uitzetting, en dat de maatregel van bewaring rechtmatig was. De rechtbank verwierp de beroepsgrond van eiser en verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 1 mei 2024.