ECLI:NL:RBDHA:2024:9172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.17257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 maart 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De staatssecretaris heeft op 25 april 2024 de maatregel opgeheven en eiser uitgezet naar Algerije. Eiser handhaafde zijn beroep met betrekking tot de schadevergoeding, ondanks de opheffing van de bewaring.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig was voorafgaand aan de opheffing. De rechtbank heeft eerder, in een uitspraak van 10 april 2024, geoordeeld dat de maatregel van bewaring tot dat moment rechtmatig was. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor de stelling dat de bewaring onrechtmatig was en dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld bij de voorbereiding van de uitzetting. De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 mei 2024 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.17257
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Drenth), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: J.M.M. van Gils).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 1 maart 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De staatssecretaris heeft op 25 april 2024 de maatregel van bewaring opgeheven en eiser uitgezet. Daarnaast heeft de staatssecretaris een verweerschrift ingediend.
Eiser handhaaft het beroep met betrekking tot schadevergoeding.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997] .
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van
het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 10 april 2024 (in de zaak NL24.13539) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.

Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste

4. De rechtbank is - anders dan eiser - van oordeel dat er geen grond bestaat voor de conclusie dat de bewaring op enig moment voor de opheffing ervan onrechtmatig is geworden en om die reden reeds eerder opgeheven had moeten worden. De rechtbank verwijst hieromtrent allereerst naar haar eerdere uitspraak van 10 april 2024 (in de zaak NL24.13539), rechtsoverwegingen 5 en 6. Daaraan voegt de rechtbank toe dat de staatssecretaris regelmatig rappelleerde bij de Algerijnse autoriteiten. Daarnaast voerde de staatssecretaris vertrekgesprekken met eiser. Vervolgens is eiser op 25 april 2024 uitgezet naar Algerije. De Staatssecretaris is voor het plannen van een vlucht met escorte afhankelijk van de luchtvaartmaatschappij en de Koninklijke Marechaussee. De rechtbank acht de benodigde termijn om de uitzetting te realiseren in dit geval niet onredelijk. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat tot aan de opheffing zicht op uitzetting heeft bestaan en dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld bij de voorbereiding van de uitzetting van eiser. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.

Belangenafweging

5. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die – gelet op de duur van deze bewaring – voor de staatssecretaris aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Ambtshalve toetsing
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot aan de opheffing niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.