In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 februari 2024 aan de eiser, een Nigeriaanse man, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere zaak rechtmatig was. De rechtbank heeft overwogen dat de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel alleen kan worden beoordeeld vanaf het moment van het sluiten van dat eerdere onderzoek. Eiser heeft in zijn beroepschrift gesteld dat de voortduring van de maatregel in strijd is met het recht, maar heeft dit niet gemotiveerd. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst en geconcludeerd dat er geen strijd met de wet is en dat de maatregel rechtmatig voortduurt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en bekendgemaakt op 3 mei 2024.