ECLI:NL:RBDHA:2024:9170

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.6274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken en de vereisten voor zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 oktober 2023, en de eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er zicht op uitzetting is, ondanks de zorgen van de eiser over zijn mentale gezondheid en de afwezigheid van een beëdigde tolk tijdens vertrekgesprekken.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat er geen aanwijzingen zijn dat de Marokkaanse autoriteiten geen laissez passer zouden verstrekken. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij detentieongeschikt is, ondanks zijn claims van depressieve klachten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangenafweging in het voordeel van de voortzetting van de maatregel van bewaring uitvalt, en dat het beroep van de eiser ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.6274
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. P.R.L.V.M. Kruik),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.M.M. van Gils ).

Procesverloop

Verweerder heeft op 24 oktober 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1976.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 29 december 2023 (in de zaak NL23.39827) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Eiser verblijft per 24 oktober 2023 thans honderdeenentwintig dagen in bewaring en er is in die tijd geen vooruitgang geboekt. De Marokkaanse autoriteiten hebben na herhaalde verzoeken van verweerder nog geen laissez passer (lp) afgegeven. Er wordt op basis van enkele korte vertrekgesprekken de nadruk gelegd op het feit dat eiser niet meewerkend genoeg zou zijn. Eiser stelt echter dat hij geen documenten heeft en hij hier ook niet aan kan komen zolang hij in vreemdelingenbewaring zit. Overigens zijn deze gesprekken niet met een beëdigde tolk gevoerd. Ten overvloede is eiser geheel niet gevraagd naar bijzondere omstandigheden welke zijn detentie extra zwaar maken. Eiser maakt het niet goed. Hij voelt zich depressief. Reeds in het kader van het vorenstaande kan en had kunnen worden volstaan met een lichter middel dan bewaring. Eiser stelt dat zijn belang om in vrijheid te worden gesteld prevaleert boven het belang van verweerder.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste
6. De rechtbank verwijst hieromtrent naar haar eerdere uitspraak van 29 december 2023 (in de zaak NL23.39827), rechtsoverweging 6. Daaraan voegt de rechtbank toe dat het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten nog loopt. Verweerder rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten naar de stand van zaken met betrekking tot de afgifte van een lp, laatstelijk op 13 februari 2024. Niet gebleken is dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken ten behoeve van eiser. Daarnaast heeft verweerder op 16 januari 2024 en 9 februari 2024 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Hoewel uit de verslagen van deze vertrekgesprekken niet duidelijk is of deze met een beëdigde tolk zijn gevoerd heeft ditvoor nu geen gevolgen, omdat uit beide verslagen blijkt dat eiser antwoord heeft gegeven op de hem gestelde vragen en dat eiser de tolk goed heeft kunnen verstaan en begrijpen. Het ligt echter wel in de rede dat verweerder er zorg voor moet dragen dat uit het verslag van een vertrekgesprek blijkt of dat is gevoerd met bijstand van een beëdigde tolk en zo niet, waarom niet. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er zicht op uitzetting is en verweerder eisers uitzetting voldoende voortvarend ter hand neemt. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
Lichter middel
7. Voor het oordeel over de beroepsgrond over het opleggen van een lichter middel verwijst de rechtbank naar haar eerdere uitspraak van 8 november 2023 (in de zaak NL23.33714), overwegingen 17 en 18. In wat eiser nu aanvoert, te weten dat hij zich beschikbaar houdt voor de Marokkaanse autoriteiten, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.

Detentiegeschiktheid

8. In het verweerschrift heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser in de met hem gevoerde vertrekgesprekken niet heeft vermeld dat hij depressieve klachten heeft en het niet
goed maakt. Daarnaast kan eiser zich bij medische klachten te allen tijde wenden tot de medische dienst van het detentiecentrum. Voor zover eiser met zijn stelling dat hij depressief is en dat hij het niet goed maakt in bewaring beoogt te betogen dat hij detentieongeschikt is, oordeelt de rechtbank dat het op de weg van eiser ligt om (met medische stukken) te onderbouwen dat hij als gevolg van zijn medische klachten detentieongeschikt is. Eiser heeft dit niet gedaan, en heeft zijn standpunt ook niet op andere wijze nader onderbouwd. De rechtbank ziet ook in het dossier geen concrete aanknopingspunten dat eiser detentieongeschikt is te achten. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
9. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, waaronder de duur van de maatregel van bewaring en zijn mentale gesteldheid, oordeelt de rechtbank dat verweerder hierin geen aanleiding hoefde te zien om de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.

Ambtshalve toetsing

10. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.