ECLI:NL:RBDHA:2024:917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
C/09/656430 / FA RK 23-8051
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige kinderen en zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 januari 2024 een beschikking gegeven inzake de vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarige [minderjarige 2] naar [plaats 1]. De moeder had eerder toestemming gekregen om te verhuizen, maar deze beslissing was door het hof vernietigd. De moeder diende een nieuw verzoek in op basis van gewijzigde omstandigheden, waaronder de medische situatie van de vader en de zorgregeling die was overeengekomen. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen, met name die van de minderjarige [minderjarige 2], zwaarder laten wegen dan die van de vader. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder en de kinderen in [plaats 1] mogen blijven wonen, en heeft een zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige 2] om de week een weekend bij de vader is en de helft van de vakanties doorbrengt. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders in overleg blijven om de zorg- en opvoedingstaken evenredig te verdelen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8051
Zaaknummer: C/09/656430
Datum beschikking: 26 januari 2024

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 9 november 2023 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeenteplaats 1] ,
advocaat: mr. O. Asscher te Amsterdam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de vader 1] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeenteplaats 2] ,
advocaat: mr. F. Hofstra te Leeuwarden.

[de vader 2] ,

de vader van de minderjarige [minderjarige 1] ,
wonende te [woonplaats 3] , gemeente [gemeenteplaats 2] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 16 november 2023 van de vader;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek van 17 november 2023;
  • het bericht van 23 november 2023, met bijlage, van de vader;
  • het bericht van 13 december 2023, met bijlagen, van de moeder;
  • het bericht van 18 december 2023, met bijlagen, van de moeder.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat ook de belangen van de twee andere dochters van de moeder geraakt worden door de beslissing op het voorliggende verzoek heeft de rechtbank de minderjarige [minderjarige 1] (roepnaam [roepnaam] ) uitgenodigd voor een gesprek met de rechter. Dochter [naam 1] is inmiddels meerderjarig en is daarom niet uitgenodigd voor een kindgesprek. Op 18 december 2023 heeft [roepnaam] in raadkamer haar mening over het verzoek gegeven.
De rechtbank heeft [de vader 2] , de gezaghebbende vader van [minderjarige 1] en [naam 1] , ook als belanghebbende in deze procedure aangemerkt.
Op 19 december 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de ouders met hun advocaat, [de vader 2] en [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Na de terechtzitting heeft de rechtbank ontvangen een F9-formulier van 12 januari 2024, met als bijlage een verklaring van de huisarts van 22 december 2023 van de vader.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht (althans zo begrijpt de rechtbank):
- haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige [minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedag 1] 2018 te verhuizen naar [plaats 1] dan wel daar te
blijven wonen;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van ieder der ouders vast te stellen,
in die zin dat [minderjarige 2] bij de vader zal zijn; om het weekend van vrijdagmiddag/avond tot zondag 16.00 uur alsmede de helft van de schoolvakanties,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht voor recht te verklaren dat de zorgregeling zoals die eerder tussen partijen had te gelden, voordat de moeder naar [provincie 1] verhuisde, herleeft, een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van de vrouw in de proceskosten te vermeerderen met de nakosten, een en ander overeenkomstig het liquidatietarief II.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en zij hebben kort samengewoond.
- Zij zijn de ouders van de minderjarige kind:
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 1] 2018 te [geboorteplaats] .
- Voor de geboorte van [minderjarige 2] is de relatie beëindigd.
- [minderjarige 2] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] uit.
- De moeder heeft uit een eerdere relatie nog twee dochters, [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005 en [minderjarige 1] ( [roepnaam] ), geboren op [geboortedag 3] 2010.
- Bij beschikking van 14 juli 2021 heeft de rechtbank Noord-Nederland de stukken in handen van de Raad voor de Kinderbescherming, locatie [locatie] verwezen met het verzoek een onderzoek in te stellen vaar de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] , inclusief een eventuele verhuizing naar [plaats 1] en de zorgregeling. In de overwegingen (r.o. 2.12. heeft de rechtbank overwogen: “De rechtbank zal de vrouw in afwachting van het advies van de RvdK (nog) niet verplichten om terug te verhuizen naar [plaats 2] . Gelet op de informatie uit het dossier en wat ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat een gedwongen terugverhuizing naar [plaats 2] op dit moment te verstrekkend en niet in het belang van [minderjarige 2] is.
- Bij beschikking van 28 juni 2022 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is na advies van de Raad voor de Kinderbescherming aan de moeder vervangende toestemming verleend om met [minderjarige 2] naar [plaats 1] te verhuizen en is een zorgregeling met de vader vastgesteld;
- De moeder verblijft sinds 21 maart 2021 met de kinderen in [plaats 1] .
- Bij beschikking van 11 mei 2023 van het gerechtshof [plaats 4] -Leeuwarden is de
beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 28 juni 2022 vernietigd en het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om met [minderjarige 2] naar [plaats 1] te verhuizen afgewezen. Voorts is bepaald dat de moeder gehouden is om binnen drie maanden na de beschikking terug te verhuizen naar [plaats 2] dan wel een straal van 10 kilometer rond [plaats 2] . Het Gerechtshof heeft overwogen: “
5.7 De insteek van de raad en de rechtbank in eerste aanleg was dat als [minderjarige 2] met haar moeder in [plaats 1] woont en daar straks naar school gaat, er extra tijd moest worden ingeruimd voor de omgang met de vader. De rechtbank heeft daarom een uitgebreide zorgregeling vastgelegd, waarbij het wisselmoment in [plaats 3] plaatsvindt. Inmiddels laat de gezondheid van de vader niet toe dat [minderjarige 2] langere tijd achtereen bij hem is en is hij beperk in zijn mogelijkheden om te reizen. De compensatie door extra contactmomenten die de rechtbank en de raad voor ogen hadden, is niet (langer) mogelijk. Het is de vraag of dit in de toekomst anders zal zijn., want de vader staan nog twee zware operaties te wachten. Als de verhuizing in stand blijft, is de kans groot dat de vader steeds verder uit beeld raakt en de band tussen hem en [minderjarige 2] op den duur verwatert. Als [minderjarige 2] weer in de buurt van de vader woont, kan zij vaker en korter naar hem toe en kan een frequent contact tussen de vader en [minderjarige 2] worden gewaarborgd.”
- Bij mondelinge uitspraak in kort geding van 13 november 2023 van deze rechtbank is bepaald dat de moeder binnen een week na 13 november 2023 aan de vader moet aantonen dat zij is ingeschreven als woningzoekende in [provincie 2] en is voorts bepaald dat zij actief moet reageren op geschikte woningen die te huur worden aangeboden in de (omgeving van) [plaats 2] , onder verbeurte van een dwangsom van
€ 350,-- per maand, met ingang van 13 februari 2024, indien en voor zover zij in de bodemprocedure voor wat betreft de verhuizing naar [plaats 1] in het ongelijk wordt gesteld en zij de beschikking van het hof alsdan niet nakomt en zij in gebreke blijft om te voldoen aan het hiervoor bepaalde met een maximum van € 10.000,-- .

Beoordeling

Ontvankelijkheid
De moeder legt aan haar verzoek een wijziging van omstandigheden ten grondslag, zijnde de medische gesteldheid van de vader en de omstandigheid dat de ouders een zorgregeling zijn overeengekomen.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. De rechtbank overweegt daartoe dat bij de beslissing van het gerechtshof Leeuwarden- Arnhem (hierna: het hof) ervan is uitgegaan dat de gezondheid van de vader niet toe liet dat [minderjarige 2] langere tijd achtereen bij hem verblijft. De rechtbank is ervan op de hoogte dat de vader de bij het hof genoemde operaties nog niet heeft ondergaan. Deze operaties zijn uitgesteld omdat de vader om een second opinion heeft gevraagd. De operaties zijn niet uitgesteld omdat de gezondheid van de vader dit niet toestond. Vast staat dat [minderjarige 2] inmiddels al enkele maanden om de week een heel weekend bij haar vader verblijft. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de vader blijkbaar (weer) in staat is [minderjarige 2] langere tijd bij zich te hebben. Dit wordt bevestigd door het feit dat de vader in deze procedure verzoekt te bepalen dat de eerder vastgestelde regeling waarbij [minderjarige 2] elk weekend bij hem is herleeft en [minderjarige 2] ook in de vakanties een langere periode bij hem zal verblijven. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank de gewijzigde omstandigheid gegeven. De na de zitting overgelegde verklaring van de huisarts van 22 december 2023 dat er nog steeds klachten zijn en nog een operatie moet volgen maken dat niet anders. De bedoeling was ook, zoals de advocaat van de man op de zitting heeft aangegeven, dat de man op 28 december 2023 zou worden geopereerd zodat de rechtbank ervan uitgaat dat die operatie thans heeft plaatsgevonden.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de moeder ontvangen in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Als ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun kind, kunnen zij gelet op artikel 1:253a BW geschillen over de uitoefening van dat gezag samen maar ook zelfstandig aan de rechtbank voorleggen. De rechtbank neemt dan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Volgens vaste rechtspraak betekent dat overigens niet dat het belang van het kind bij dergelijke geschillen altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechtbank betrekt in de beslissing daarover alle omstandigheden van het geval en weegt alle betrokken belangen af. zie onder meer de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008: BC5901). Het gaat onder meer om: het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten, de (on)mogelijkheid om op een andere wijze aan dat belang tegemoet te komen, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren, de leeftijd van de minderjarige, de te overbruggen afstanden en de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg.
De moeder is in maart 2021 met haar dochters uit [plaats 2] vertrokken omdat zij zich niet langer veilig voelden door (doods)bedreigingen van de buurman. De moeder kon tijdelijk bij haar zus in [gemeenteplaats 1] terecht en vond kort daarna een woning in [plaats 1] voor zichzelf en haar drie dochters. De moeder heeft tegelijkertijd aan de rechtbank te Leeuwarden vervangende toestemming voor verhuizing gevraagd en na advies van de Raad voor de Kinderbescherming, bij uitspraak van 28 juni 2022 deze toestemming gekregen. Deze beslissing is door het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden bij uitspraak van 11 mei 2023 vernietigd en is tevens bepaald dat de moeder dient terug te verhuizen. De moeder stelt dat zij en haar dochters hun leven in [plaats 1] inmiddels hebben opgebouwd. De moeder heeft daar een woning en een baan. De kinderen, ook [minderjarige 2] , gaan naar school en hun sociale leven speelt zich af in [plaats 1] . De moeder en de kinderen willen niet terugverhuizen naar [plaats 2] . Te meer niet omdat de bedreigingen door de buurman nog steeds actueel zijn. De moeder wil zichzelf en haar dochters niet blootstellen aan het risico dat de voormalige buurman zijn dreigementen daadwerkelijk zal uitvoeren.
De vader voert verweer tegen de verzochte toestemming voor verhuizing naar [plaats 1] en de verzochte zorgregeling. De vader wil een grotere rol spelen in het leven van [minderjarige 2] . De vader meent dat [minderjarige 2] haar sociale leven makkelijk in [plaats 2] weer kan opbouwen. Er bestond voor de moeder geen noodzaak helemaal naar [plaats 1] te verhuizen. Zij had eenvoudig een andere woning in [plaats 2] of nabije omgeving kunnen vinden. De moeder heeft de gedragingen van de buurman aangegrepen om invulling te geven aan haar wens te verhuizen naar [plaats 1] . De vader wil dat de regeling zoals deze gold toen de moeder nog in [plaats 2] woonde weer wordt hervat. Deze regeling hield in dat [minderjarige 2] elk weekend bij de vader was.
De vader van [naam 1] en [roepnaam] verzet zich nadrukkelijk tegen een verhuizing van zijn kinderen van [plaats 1] naar [provincie 2] . Hij is van mening dat de toekomst van de kinderen nu in het westen van Nederland ligt en niet meer in [provincie 2] . De kinderen hebben aldaar een leven opgebouwd en zijn gelukkig waar ze nu wonen en dat moet niet verstoord worden.
De Raad heeft op de zitting geadviseerd de kinderen niet terug te laten verhuizen naar [provincie 2] . De kinderen zijn immers geworteld in [plaats 1] . Het is niet in hun belang hun bestendige situatie te ontwrichten. De Raad begrijpt dat de vader van [minderjarige 2] meer betrokken wil zijn bij haar leven. Dat dit in mindere mate mogelijk is, komt mede door de persoonlijke situatie van de vader. De Raad vraagt zich af of dit een legitieme reden is om het leven van alle drie de kinderen zoals dat nu is te veranderen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Niet alleen de moeder en [minderjarige 2] maar ook de belangen van de andere twee dochters van de moeder worden geraakt door de beslissing op het voorliggende verzoek. [roepnaam] heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid van de informele rechtsingang voor minderjarigen. Zij heeft reeds in augustus 2023 de rechtbank een brief gestuurd dat zij niet terug wil verhuizen naar [provincie 2] . De rechtbank heeft [roepnaam] in die procedure gehoord. Na ontvangst van het onderhavige verzoek heeft de rechtbank besloten [roepnaam] nogmaals uit te nodigen voor een gesprek. [roepnaam] heeft tijdens dit gesprek verklaard dat zij absoluut niet terug wil verhuizen naar [provincie 2] omdat haar hele sociale leven nu al lange tijd zich in [plaats 1] afspeelt. Tijdens het gesprek is gebleken van een oprechte angst voor de bedreigingen jegens de moeder door de voormalige buurman van de moeder. [roepnaam] raakte zichtbaar geëmotioneerd en overstuur bij het vooruitzicht dat zij terug zou moeten naar [provincie 2] . Ook de inmiddels meerderjarige dochter van de moeder, [naam 1] , heeft schriftelijk kenbaar gemaakt dat zij om dezelfde reden niet terug wil verhuizen. Daar komt nog bij dat [naam 1] een opleiding volgt in [plaats 4] . Indien de moeder moet terugverhuizen, zal het voor [naam 1] door de zeer lange reistijd, niet langer mogelijk zijn deze opleiding te volgen. De rechtbank zal deze belangen meewegen bij haar beslissing. De rechtbank merkt op dat zij aan de suggestie van de advocaat van de vader, dat [naam 1] bij haar tante in [gemeenteplaats 1] kan wonen en dat er daarmee een oplossing is voor [naam 1] , voorbij gaat. [naam 1] maakt onderdeel uit van het gezin van de moeder en is financieel van haar afhankelijk. Als [naam 1] bij een tante moet wonen, wordt het gezin van moeder uiteen gehaald, wat niet wenselijk is.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de bedreiging jegens de moeder door de voormalige buurman nog steeds actueel is. Immers heeft hij in mei 2023 aan de vader van [roepnaam] en [naam 1] laten blijken ‘dat hij nog niet klaar is met de moeder’. De vader van [roepnaam] en [naam 1] heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie.
De rechtbank dient alle belangen tegen elkaar af te wegen. De rechtbank heeft oog voor de belangen van de vader bij verhuizing van [minderjarige 2] naar [provincie 2] zodat hij ook doordeweeks contact kan hebben met [minderjarige 2] en dat hij betrokken kan zijn bij school, buitenschoolse activiteiten, sport en hobby’s. Hoewel de vader, zoals hij op de zitting heeft gezegd, nog niet in staat is om lang te reizen, is wel de verwachting dat de operatie verbetering zal brengen in zijn gezondheidssituatie. Het zal voor de vader dan gemakkelijker zijn af te reizen naar [plaats 1] , zodat hij meer betrokken kan zijn bij het leven van [minderjarige 2] . De rechtbank vindt in de afweging van alle belangen de belangen van de drie kinderen, en met name de belangen van de minderjarigen [minderjarige 2] en [roepnaam] , zwaarder wegen dan de belangen van de vader. De rechtbank vindt het wel belangrijk dat het regelmatige contact tussen [minderjarige 2] en haar vader gecontinueerd wordt. De moeder brengt [minderjarige 2] nu om de week een weekend naar de vader en heeft toegezegd dat zij dat zal blijven doen. De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder deze toezegging nakomt. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 2] en haar halfzussen dat zij rust en duidelijkheid krijgen over hun verblijfplaats. Gelet op alles wat in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht komt de rechtbank tot het oordeel dat de moeder en de kinderen in [plaats 1] mogen blijven wonen. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming tot verhuizing naar [plaats 1] , althans om daar te blijven wonen toe. De rechtbank zal daarbij een zorgregeling tussen [minderjarige 2] en haar vader vaststellen waarbij [minderjarige 2] om de week een weekend bij haar vader is alsmede de helft van de vakanties, in onderling overleg te verdelen. De moeder zal [minderjarige 2] naar de vader brengen en haar weer ophalen. De moeder heeft op de zitting gezegd open te staan voor uitbreiding van deze regeling als de vader dat wenst. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders hierover in overleg zullen gaan.
De rechtbank begrijpt dat dit voor de vader een moeilijk te accepteren beslissing is en dat dit een verre van ideale situatie is, maar acht deze beslissing het meest in het belang van alle kinderen die (ongewild) bij deze procedure betrokken zijn. De rechtbank spreekt dan ook de hoop uit dat de ouders in overleg gaan om tot een zo evenredig mogelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [minderjarige 2] te komen en geen verdere gerechtelijke procedures zullen voeren, zodat de kinderen in alle rust kunnen opgroeien en zich verder kunnen ontwikkelen.

Beslissing

De rechtbank:
*
verleent de moeder vervangende toestemming om met de minderjarige [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 1] 2018 in de gemeente [geboorteplaats] , te verhuizen naar [plaats 1] dan wel om aldaar met haar minderjarige kinderen te blijven wonen;
*
bepaalt dat [minderjarige 2] bij de vader zal zijn:
- om de week van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur;
- de helft van de vakanties, in onderling overleg te verdelen,
waarbij de moeder [minderjarige 2] brengt en ophaalt;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Koper, J.M. Vink en T.M. Coppes, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2024.