ECLI:NL:RBDHA:2024:9169

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.6710
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Surinaamse vrouw en de rechtmatigheid van de voortzetting van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van de maatregel van bewaring van een eiseres van Surinaamse nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 oktober 2023, op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het onderzoek dat aan een eerdere uitspraak ten grondslag ligt. De rechtbank stelt vast dat de voortzetting van de maatregel van bewaring alleen rechtmatig kan zijn indien eiseres haar medewerking verleent aan het onderzoek naar haar identiteit en nationaliteit. Eiseres heeft echter niet aangetoond dat zij aan deze medewerkingsplicht heeft voldaan, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwt voor het bestaan van zicht op uitzetting.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om de maatregel van bewaring op te heffen, en dat de belangenafweging in het voordeel van de voortzetting van de maatregel uitvalt. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, en is openbaar gemaakt op 6 maart 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.6710
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 oktober 2023 aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiseres heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Surinaamse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1965.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 11 januari 2024 (in de zaak NL23.40577) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiseres voert aan dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Eiseres is een zieke oude vrouw, die haar vrijheid terug wenst. Voortzetting van de maatregel van bewaring is in redelijkheid niet langer gerechtvaardigd en de belangenafweging dient in het voordeel van eiseres uit te vallen, aldus eiseres.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting en het voortvarendheidvereiste
6. De rechtbank verwijst in de eerste plaats naar de eerdere uitspraak van deze rechtbank van 11 januari 2024 (in de zaak NL23.40577), rechtsoverweging 6. Nadien heeft verweerder op 23 januari 2024 en op 13 februari 2024 een vertrekgesprek gevoerd met eiseres. Verder is voor de vraag of zicht op uitzetting bestaat van belang of eiseres haar volledige en actieve medewerking verleent aan het onderzoek ter vaststelling van haar identiteit en nationaliteit. Het is dus ook aan eiseres om haar nationaliteit te onderbouwen met documenten of relevante informatie. Niet gebleken is dat eiseres tot op heden gehoor heeft gegeven aan haar medewerkingsplicht. Verweerder mag de bewaring nog voortzetten om door middel van het houden van vertrekgesprekken te proberen eiseres te bewegen haar volledige en actieve medewerking te verlenen aan het onderzoek naar haar identiteit en nationaliteit om terugkeer naar haar land van herkomst of ander land waar haar toelating is gewaarborgd, te bewerkstelligen. In wat eiseres thans heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat zicht op uitzetting ontbreekt of dat verweerder de uitzetting van eiseres onvoldoende voortvarend ter hand neemt. De beroepsgronden slagen daarom niet.

Belangenafweging

7. Over wat eiseres in het kader van de belangenafweging aanvoert over haar persoon, oordeelt de rechtbank dat dit niet is onderbouwd en geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Ambtshalve toetsing

8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij is gehouden, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.