ECLI:NL:RBDHA:2024:9168

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.10420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 23 november 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, zoals eerder vastgesteld in een uitspraak van 6 februari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat het formulier M113, dat door verweerder was ingediend, geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en derhalve niet kon worden aangemerkt als vervanging van de eerder opgelegde maatregel. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, ondanks de administratieve misslag met het formulier M113.

Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat het onderzoek naar de afgifte van een laissez passer bij de Marokkaanse autoriteiten nog steeds loopt. Eiser is verplicht om actief mee te werken aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting. De rechtbank heeft geen gronden gevonden om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.10420
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1985.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel
96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 6 februari 2024 (in de zaak NL24.2481) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
M113
5. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het formulier M113 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit formulier kan dan ook niet gelden ter vervanging van het besluit van 23 november 2023 waarbij eiser de vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het formulier geen rechtsgevolg heeft gehad voor eiser en ook niet aan eiser is toegezonden of uitgereikt. Eiser bevond zich ten tijde van het indienen van de gronden van het beroep op 12 maart 2024 ook nog steeds in het detentiecentrum in afwachting van zijn vertrek. De gronden waarop de inbewaringstelling berust zijn bovendien nog steeds van toepassing. Het is evident dat het formulier feitelijke grondslag mist en ten gevolge van een administratieve misslag in het dossier terecht is gekomen. De rechtbank merkt daarbij nog op dat vrijwel direct nadat de M113 is opgenomen in het digitale dossier een aanvullend proces-verbaal aan het dossier is toegevoegd waarin staat dat de M113 abusievelijk is opgemaakt. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het toevoegen van het formulier M113 aan eisers dossier op een kennelijke misslag berustte en dat de maatregel van bewaring hierdoor niet onrechtmatig is geworden. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Het voortvarendheidsvereiste

6. Uit de voortgangsgegevens blijkt dat het onderzoek voor de afgifte van een laissez passer (lp) bij de Marokkaanse autoriteiten loopt. Verweerder heeft op 30 januari 2024 specifiek in deze zaak gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder heeft daarbij toegelicht dat de consul van Marokko op 1 februari 2024 in een gesprek heeft aangegeven dat zij graag een nieuwe lp aanvraag willen ontvangen met nieuwe vingerslips. Gelet hierop heeft verweerder op 7 februari 2024 eiser in het detentiecentrum bezocht. Vervolgens heeft verweerder op 13 februari 2024 de aanvraag met nieuwe vingerslips aan de Marokkaanse vertegenwoordiging in Rotterdam gezonden. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hieruit afgeleid moet worden dat er geen lp-traject meer liep bij de Marokkaanse autoriteiten. Dit volgt op zichzelf ook niet uit het feit dat het onderzoek al langer loopt. De Marokkaanse autoriteiten hebben namelijk niet te kennen gegeven geen lp te zullen verstrekken en verweerder is voor wat betreft de afgifte van een lp afhankelijk van de werkwijze van de Marokkaanse autoriteiten. Verder heeft verweerder op 5 maart 2024 nogmaals gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten in verband met de afgifte van een lp. Daarnaast heeft verweerder op 26 februari 2024 een vertrekgesprek gehouden met eiser. Op eiser rust de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen. Hij moet ook zelf de nodige, controleerbare
inspanningen verrichten om dergelijke gegevens te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser invulling heeft gegeven aan die medewerkingsplicht. Gelet op voornoemde uitzettingshandelingen ziet de rechtbank in wat eiser aanvoert dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt of dat er geen zicht op uitzetting zou bestaan. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Ambtshalve toetsing
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 maart 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.