ECLI:NL:RBDHA:2024:9167

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.7615
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse eiser in het kader van vreemdelingenrecht en de afweging van lichter middel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse eiser, die op 21 januari 2024 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen aanleiding was om een lichter middel op te leggen. De eiser voerde aan dat hij in aanmerking komt voor een EU-vergunning en dat hij binnenkort vader wordt, wat volgens hem een reden zou moeten zijn om de maatregel op te heffen. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden niet voldoende waren om de maatregel van bewaring te wijzigen, aangezien het doel van de bewaring, namelijk het vertrek naar Marokko, niet kon worden bereikt met een lichter middel. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak van 5 februari 2024 in een vergelijkbare zaak als referentie gebruikt en geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.7615
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J. van Gils ).

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 januari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1989.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 5 februari 2024 (in de zaak NL24.2436) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Bewaring is een ultimum remedium. Eiser komt in aanmerking voor een EU-vergunning op basis van het Chavez-arrest en wenst de mogelijkheid te hebben een aanvraag in te dienen voor toetsing aan het EU-recht. De reden hiervoor is dat eiser binnenkort vader wordt van zijn eerste kind. Zijn partner, [A] , is uitgerekend op [.] 2024. Dit creëert van rechtswege een verblijfsrecht. Eiser zal na de geboorte van zijn kind een aanvraag indienen, zodat verweerder zijn rechtmatige verblijf in Nederland kan bevestigen. Verder kan eiser verblijven bij zijn partner. Zij woont op de [adres] , te [plaats] . Eiser verklaart hier al 2 jaar te wonen, samen met zijn partner en zijn stiefdochter. Om deze reden is eiser gemakkelijk vindbaar. Ook heeft eiser ooms, tantes en neven waar hij kan verblijven. Niet valt in te zien waarom eiser niet in vrijheid wordt gesteld met een meldplicht. De belangenafweging had gezien al het voorgaande in het voordeel van eiser moeten uitvallen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.

Lichter middel

6. Voor het oordeel over de beroepsgrond over het opleggen van een lichter middel verwijst de rechtbank in de eerste plaats naar haar eerdere uitspraak van 5 februari 2024 (in de zaak NL24.2436), overwegingen 14 en 15. In wat eiser nu aanvoert, te weten dat hij, naast bij zijn vriendin, bij familie kan verblijven, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel dan in die uitspraak is gegeven. Daaraan voegt de rechtbank toe dat verweerder terecht heeft gesteld dat voor de toepassing van een lichter middel een eerste voorwaarde is dat met dit middel het doel van de bewaring, zijnde het vertrek van eiser naar Marokko, ook kan worden bereikt. Gelet op verweerders toelichting dat eiser nog steeds persisteert in zijn weigerachtige houding ten aanzien van zijn vertrek, is de rechtbank van oordeel dat reeds hierom verweerder terecht stelt dat met een lichter middel het doel van de bewaring niet kan worden behaald. Over eisers beroepsgrond dat hij vader wordt en hij voornemens is een aanvraag in te dienen voor toetsing aan het EU-recht overweegt de rechtbank dat dit geen omstandigheid is die op dit moment kan dan wel dient te leiden tot het opleggen van een lichter middel, omdat het kind niet geboren is en niet gebleken is dat de reguliere aanvraag is ingediend. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Belangenafweging

7. Over wat eiseres in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Ambtshalve toetsing
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij is gehouden, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.