ECLI:NL:RBDHA:2024:9163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.10088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling met onduidelijke nationaliteit en terugkeerbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die stelt van Ghanese nationaliteit te zijn. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 november 2023, op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 25 maart 2024, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat de Ghanese autoriteiten hebben aangegeven dat nader onderzoek nodig is om de nationaliteit van eiser vast te stellen. Dit onderzoek is nog gaande en de rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat eiser niet voldoende meewerkt aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en stelt vast dat de omstandigheden die ten grondslag liggen aan de maatregel van bewaring nog steeds van toepassing zijn. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

De rechtbank oordeelt dat er geen strijd is met de Europese regelgeving en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat er zicht op uitzetting bestaat en dat de maatregel van bewaring kan worden voortgezet.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.10088
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. D. Matadien),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1957.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 16 februari 2024 (in de zaak NL24.3818) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste
5. De rechtbank verwijst hieromtrent naar de eerdere uitspraak van 16 februari (in de zaak NL24.3818), rechtsoverweging 4 tot en met 6. Daaraan voegt de rechtbank toe dat de Ghanese autoriteiten naar aanleiding van de presentatie van eiser op 13 december 2023 te kennen hebben gegeven dat zij op basis van de ingediende aanvraag om een laissez passer (lp) de nationaliteit van eiser nog niet kunnen bevestigen, maar dat nader onderzoek nodig is. Dat onderzoek loopt momenteel nog en verweerder rappelleert regelmatig, voor het laatst op 13 februari 2024. Niet kan worden vastgesteld dat de Ghanese autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp te zullen afgegeven indien er wél documenten voorhanden zijn. Uit de voortgangsrapportage blijkt verder dat op 28 februari 2024 belgegevens van eiser zijn opgevraagd bij DJI, om meer informatie over eisers identiteit en nationaliteit te krijgen.. Voor de vraag of zicht op uitzetting bestaat is voorts van belang of eiser zijn volledige en actieve medewerking verleent aan het onderzoek ter vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Het is dus ook aan eiser om zijn nationaliteit te onderbouwen met documenten of relevante informatie. Verweerder mag de bewaring vooralsnog voortzetten om door middel van het houden van vertrekgesprekken te proberen eiser te bewegen zijn volledige en actieve medewerking te verlenen aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit om zijn terugkeer naar haar land van herkomst of enig ander land waar zijn toelating is gewaarborgd, te bewerkstelligen. De rechtbank overweegt dat uit de verslagen van de vertrekgesprekken van 28 februari 2024 en 13 maart 2024 blijkt dat eiser zelf geen actie heeft ondernomen om (te proberen) aan documenten te komen die zijn identiteit en nationaliteit onderbouwen. Op grond van de op eiser rustende medewerkingsplicht mag dit wel van hem worden verwacht, te meer nu hij zegt uit Ghana te komen en hij daar enige tijd heeft gewoond. Over eisers verwijzing naar de arresten Mahdi en Kadzoev van het Hof van Justitie merkt de rechtbank op dat er geen sprake is van vergelijkbare situaties, omdat de aan deze uitspraken ten grondslag liggende feitencomplexen, te weten de duur van de bewaring, anders is dan in deze zaak.

Terugkeerbesluit

6. Wat betreft eisers beroep op de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (de Terugkeerrichtlijn) volgt de rechtbank verweerder in zijn stelling dat in 2016 aan eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van twee jaar is opgelegd. Op 5 november 2023 is aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd waarin het land van terugkeer wordt genoemd, te weten Ghana. Dat de Ghanese autoriteiten de nationaliteit van eiser op basis van de lp aanvraag niet direct hebben kunnen vaststellen maakt niet dat er geen geldig terugkeerbesluit ligt. Het is immers niet vereist dat de herkomst en nationaliteit van de vreemdeling zijn vastgesteld voordat een land van
terugkeer kan worden vermeld in het terugkeerbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op het vorenstaande, geen sprake van strijd met artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn.
Overig
7. Wat eiser verder heeft aangevoerd van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 6 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, geeft de rechtbank evenmin aanleiding om te concluderen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat zicht op uitzetting ontbreekt of dat verweerder de uitzetting van eiser onvoldoende voortvarend ter hand neemt. De beroepsgronden slagen daarom niet.

Lichter middel

8. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is onder verwijzing naar haar uitspraak van 27 november 2023, rechtsoverweging 9 van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat geen andere afdoende maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de aan de maatregel ten grondslag gelegde omstandigheden nog steeds gelden. Door eiser zijn geen feiten en omstandigheden aangedragen die op dit onderdeel tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

Belangenafweging

9. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die – gelet op de duur van deze bewaring – voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Ambtshalve toetsing
10. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.