ECLI:NL:RBDHA:2024:9153

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.18116 en NL24.18117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens eerdere internationale bescherming in Zweden

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1998 en van Syrische nationaliteit, heeft op 23 maart 2024 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 18 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser eerder subsidiaire bescherming heeft gekregen in Zweden. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft de zaak op 30 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet kan aantonen dat zijn status in Zweden is ingetrokken of dat hij geen recht meer heeft op bescherming. Eiser stelt dat zijn status inmiddels is verlopen en dat hij opnieuw een aanvraag moet indienen, maar de rechtbank wijst erop dat uit Eurodac blijkt dat zijn status nog steeds geldig is. Eiser heeft ook niet aangetoond dat hij niet op legale wijze naar Zweden kan reizen.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Het beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ook het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat er geen aanleiding meer voor is na de uitspraak op het beroep. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL 24.18116 (beroep) en NL 24.18117 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend.
1.1
Eiser heeft op 23 maart 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
1.2
Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Zweden subsidiaire bescherming heeft gekregen.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL24.18116) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (NL24.18117) te treffen.
1.4
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben laten weten niet te zullen verschijnen. Verweerder heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1998 en heeft de Syrische nationaliteit. Hij is in 2015 uit Syrië gevlucht naar Zweden, waar hij subsidiaire bescherming heeft gekregen. In 2017 is eiser naar Turkije gegaan om voor zijn zieke vader te zorgen. Nu vraagt eiser asiel aan in Nederland omdat hij niet kan terugkeren naar Syrië. Verweerder vindt dat eiser onmiddellijk naar Zweden moet gaan omdat hij daar internationale bescherming heeft gekregen. Daarom heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. [1]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser stelt dat niet vast staat dat de internationale bescherming die hij in Zweden heeft gehad, nog geldig is, of dat hij die weer kan krijgen. De Zweedse ambassade in Turkije heeft aangegeven dat eiser opnieuw een aanvraag moet indienen in Zweden. Daarvoor zou eiser moeten proberen op illegale wijze Zweden in te reizen. Verder is de status van eiser inmiddels 6 jaar verlopen en volgens het AIDA rapport over Zweden [2] is dat een grond voor intrekking dan wel niet verlengen. Daarmee is er dus een risico op refoulement, aldus eiser. Daarbij is hij nu meerderjarig en dat is ook een reden voor het intrekken van zijn status. Verder is het asielbeleid in Zweden ten aanzien van Syrië veranderd. Hiervoor verwijst eiser naar een Informatiebericht van de IND. [3] Ook bevestigt een Zweedse migratie-expert (dhr. Nillson) dat de aan eiser toegekende status na 2 jaar verloopt, dat verlenging voor afloop had moeten worden aangevraagd en dat een nieuwe aanvraag in Zweden moet worden ingediend. Dat het enkel zou gaan om het opnieuw aanvragen van een verblijfsdocument terwijl de internationale bescherming nog geldig is, zoals verweerder stelt, strookt niet met de verklaring op dit punt van dhr. Nillson en de Zweedse ambassade.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De beroepsgronden van eiser slagen niet. Dat legt de rechtbank hieronder uit.
4.1
Eiser heeft eerder in Zweden subsidiaire bescherming gekregen. Dit is gebleken uit Eurodac en eiser heeft dit ook bevestigd. Uit Eurodac blijkt niet dat deze status is beëindigd of ingetrokken. Dat de status een geldigheidsduur heeft en dat na afloop verlenging moet worden gevraagd, is in Nederland niet anders. Dat een tijdige aanvraag voor verlenging wel op een ambassade kan, maar een nieuwe aanvraag na verloop van de status niet, komt de rechtbank evenmin vreemd voor. Eiser zal in Zweden een verlengingsaanvraag moeten indienen, die daar kan worden onderzocht. Ook dat heeft de ambassade bevestigd. Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht dat nu uit Eurodac niet blijkt dat eisers status is ingetrokken, hij geen nieuwe
asielaanvraaghoeft in te dienen. De rechtbank volgt eisers beroepsgronden op dit punt dus niet. Dat reizen naar Zweden alleen op illegale wijze zou kunnen, volgt de rechtbank evenmin (IB). Eiser heeft immers verklaard een paspoort te hebben dat bij zijn zus zou liggen en waarvan hij een kopie heeft laten zien. Verder blijkt uit het AIDA rapport [4] dat men zowel met de vluchtelingenstatus als met subsidiaire bescherming reisdocumenten kan verkrijgen om naar andere landen te reizen. Niet is gebleken dat eiser zich met een verzoek om hulp bij de terugreis gewend heeft tot de Zweedse autoriteiten. Ter zitting heeft verweerder verder bevestigd te kunnen helpen bij de terugreis door een verzoek tot overname te doen. Uit het AIDA [5] rapport waar eiser naar verwijst, blijkt verder dat het overgrote deel (99%) van de verlengingsaanvragen van Syriërs in Zweden wordt ingewilligd. Dat eiser een dergelijke aanvraag niet tijdig heeft ingediend rechtvaardigt nog niet de conclusie dat hij daarom geen bescherming meer zal krijgen en dus een risico op refoulement loopt. Uit het AIDA rapport blijkt juist dat Zweden zich houdt aan haar internationale verplichtingen op dit punt. Dat eiser nu meerderjarig is en dat dit een reden zou zijn voor intrekking van zijn status is niet onderbouwd. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat dit verder ook niet blijkt uit de over Zweden beschikbare landeninformatie. Daarom volgt de rechtbank deze stelling evenmin. Het beroep op het IB waar eiser naar verwijst slaagt allereerst niet omdat het inmiddels is vervallen. Daarnaast zag het op een andere doelgroep dan eiser, namelijk mensen met een Dublin-indicatie. Gelet op al het vorenstaande is het beroep ongegrond.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6. Nu uitspraak is gedaan op het beroep, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraken zijn gedaan door mr. C.E.S. Clerx, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. De datum van bekendmaking staat hierboven vermeld.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep
open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Asylum Information Database (AIDA), country report Sweden,
3.Inmiddels vervallen Informatiebericht van de IND, IB 2023/32, zie:
4.AIDA rapport p.116.
5.AIDA rapport p. 106.