ECLI:NL:RBDHA:2024:9152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.2833
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Fonville, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 15 september 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, zoals eerder beoordeeld in een uitspraak van 27 december 2023. De rechtbank heeft overwogen dat de kans op uitzetting naar Marokko niet is verminderd, ondanks de lange duur van de bewaring en het ontbreken van een laissez passer. Eiser stelde dat de bewaring opgeheven moest worden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de medewerkingsverplichting en de rol van de Staatssecretaris in de belangenafweging verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.2833
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. F. Fonville),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: H. Toonders).

Procesverloop

Verweerder heeft op 15 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1971] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 december 2023 (in de zaak NL23.39033) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
Zicht op uitzetting
4. Eiser heeft aangevoerd dat hij al lange tijd in bewaring zit en dat de Marokkaanse autoriteiten nog geen laissez passer (lp) hebben verstrekt. Hoewel het voorkomt dat ook na lange tijd nog een lp wordt afgegeven, leert de ervaring dat de kans dat er nog een lp afgegeven wordt door verloop van tijd steeds minder wordt. Hij is van mening dat het zicht op uitzetting inmiddels dusdanig is verminderd dat – zo begrijpt de rechtbank – de bewaring moet worden opgeheven.
5. De rechtbank verwijst allereerst naar haar eerdere uitspraak van 27 december 2023 (in de zaak NL23.39033), rechtsoverweging 10. Daaraan voegt de rechtbank toe dat verweerder regelmatig rappelleert bij de Marokkaanse autoriteiten naar de stand van zaken met betrekking tot de afgifte van een lp, laatstelijk op 2 januari 2024. Niet gebleken is dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp ten behoeve van eisers uitzetting te zullen verstrekken. Hetgeen eiser nu heeft aangevoerd, leidt de rechtbank dan ook niet tot een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
Verlengingsbesluit
6. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat verweerder een verlengingsbesluit had moeten nemen. Eiser heeft op 28 augustus 2023 een aanvraag ingediend op grond van artikel 8 EVRM. In verband daarmee is de bewaring, die vanaf 15 juni 2023 berustte op artikel 59, eerste lid, onder a, Vw, omgezet naar artikel 59, eerste lid, onder b, Vw. Nadat de aanvraag op 14 september 2023 was afgewezen, is de bewaring weer teruggezet naar artikel 59, eerste lid, onder a, Vw. Dat neemt niet weg dat eisers detentie vanaf 15 juni 2023 tot op heden heeft berust op artikel 59, eerste lid, Vw. Volgens het vijfde lid van artikel 59 Vw duurt de bewaring krachtens het eerste lid van dat artikel niet langer dan zes maanden. Volgens het zesde lid van artikel 59 kan de bewaring krachtens het eerste lid ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd. Verweerder had dus een verlengingsbesluit moeten nemen om de detentie van eiser te doen voortduren. Eiser merkt nog op dat ook uit de Vreemdelingencirculaire (Vc) volgt dat voor de berekening van de termijn waarop een verlengingsbesluit dient te worden genomen, de periode waarin de betrokkene heeft vastgezeten op grond van onderdeel b van het eerste lid van artikel 59 Vw moet worden meegerekend. De periode van inbewaringstelling op grond van artikel 59a of artikel 59b Vw telt niet mee, omdat deze inbewaringstelling niet uitzetting als doel heeft. De periode van inbewaringstelling op grond van artikel 59, eerste lid, onder b, Vw telt dus wél mee, aldus eiser.
7. Over eisers beroepsgrond dat verweerder een verlengingsbesluit had moeten nemen verwijst de rechtbank naar haar eerdere uitspraak van 27 december 2023 (in de zaak NL23.39033), rechtsoverweging 3. In hetgeen eiser thans heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Belangenafweging
8. Daarnaast voert eiser aan dat de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier het terugkeerproces niet heeft vertraagd omdat het een aanvraag betreft op grond van artikel 8 van het EVRM. Eiser wenst oprecht een einde te maken aan zijn illegale verblijf door te proberen een verblijfsvergunning te krijgen. Verweerder beschikt over eisers originele nationale Marokkaanse identiteitskaart, geldig tot 13 mei 2024. Voorts beschikt verweerder over een kopie van het inmiddels verlopen Marokkaanse paspoort van eiser. Verweerder heeft niet concreet aangegeven welke vorm van medewerking hij nog meer van eiser verwacht. Verweerders stelling dat hij voortdurend op zou hebben gewezen op eisers verantwoordelijkheid om een reisdocument te verkrijgen en terugkeer te realiseren, is onjuist. In de verslagen van het laatste en voorlaatste vertrekgesprek valt daar niets over te lezen. Verweerder stelt dat het aan eiser is om het onderzoek van de Marokkaanse autoriteiten te bespoedigen, maar eiser is in detentie daartoe niet in staat. Deze omstandigheden dienen bij de belangenafweging te worden betrokken.
9. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De rechtbank verwijst hieromtrent ten eerste naar hetgeen zij heeft overwogen in haar eerdere uitspraak van 27 december 2023 (in de zaak NL23.39033), rechtsoverwegingen 8, 9 en 10. De rechtbank voegt daaraan het volgende toe. De enkele omstandigheid dat eiser in de vertrekgesprekken van 28 en 29 december 2023 mogelijk niet expliciet is gewezen op zijn medewerkingsverplichting en dat hij op grond daarvan de verantwoordelijkheid heeft een reisdocument te verkrijgen, betekent niet dat eiser niet bekend mag worden verondersteld met (de inhoud van) die verplichting. Overigens blijkt uit het verslag van het vertrekgesprek van 28 december 2023 dat de regievoerder met eiser heeft besproken dat hij niet zelf aan een oplossing werkt om de afgifte van een reisdocument te bespoedigen. Eisers stelling dat hij vanuit vreemdelingenbewaring niets kan doen om het onderzoek van de Marokkaanse autoriteiten te bespoedigen, is onjuist en volgt de rechtbank niet.
Ambtshalve toetsing
10. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.