ECLI:NL:RBDHA:2024:9145
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van toevoeging voor rechtsbijstand na hercontrole van inkomen en vermogen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van de aan hem verleende toevoeging voor rechtsbijstand. De toevoeging was oorspronkelijk verleend op basis van een verzamelinkomen van € -12.082,- over peiljaar 2019 en een vermogen van € 0,-. Echter, na een ambtshalve hercontrole door verweerder in 2023, bleek dat het definitief vastgestelde inkomen van eiser € 15.264,- bedroeg en zijn vermogen € 393.753,-. Dit leidde tot de conclusie dat eiser met terugwerkende kracht geen recht meer had op rechtsbijstand, wat resulteerde in de intrekking van de toevoeging.
Eiser was het niet eens met deze intrekking en stelde dat verweerder had moeten wachten op de uitkomst van een geschil met de Belastingdienst. De rechtbank behandelde de zaak op 2 mei 2024, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich terecht had gebaseerd op de gegevens van de Belastingdienst en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat deze gegevens onjuist waren. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de toevoeging terecht was en dat eiser voldoende procesbelang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit.
Daarnaast werd de hoorplicht van verweerder besproken. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had afgezien van het horen van eiser, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Eiser had geen recht op schadevergoeding, aangezien het besluit tot intrekking van de toevoeging niet onrechtmatig was bevonden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.