Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vreemdelingenbewaring van eiser, die op 31 mei 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring is gesteld. Eiser, die stelt de Poolse nationaliteit te hebben, heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 10 juni 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring van eiser rechtmatig was. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris zijn inspanningsverplichting had geschonden door geen terugnameverzoek te doen bij de Poolse autoriteiten tijdens zijn strafdetentie. De rechtbank erkende dat de staatssecretaris deze verplichting had geschonden, maar oordeelde dat dit niet automatisch leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring. Er moest een belangenafweging plaatsvinden, waarbij de rechtbank concludeerde dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
De rechtbank oordeelde verder dat de staatssecretaris na de inbewaringstelling voldoende voortvarend had gehandeld, aangezien er tijdig een terugnameverzoek was ingediend en de uitzetting van eiser op 13 juni 2024 kon plaatsvinden. De rechtbank verwierp de beroepsgrond van eiser en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Verduijn, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.