In deze zaak heeft eiser, een 82-jarige man, een kort geding aangespannen tegen zijn overleden broer, gedaagde, met betrekking tot de verkoop van een gemeenschappelijk appartement. De procedure is voortgezet na het overlijden van gedaagde, waarbij de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de procedure niet geschorst is en op naam van de oorspronkelijke partij wordt voortgezet. Eiser vordert dat het appartement wordt verkocht aan een derde, met benoeming van een makelaar, en dat gedaagde, die inmiddels overleden is, zijn medewerking verleent aan deze verkoop. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser toegewezen, met uitzondering van de vordering tot het opleggen van een dwangsom, omdat gedaagde is overleden en het onduidelijk is wie de erfgenamen zijn en of zij bereid zijn om medewerking te verlenen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het vonnis niet ten uitvoer kan worden gelegd voordat zes weken na betekening van het vonnis zijn verstreken. De kosten worden door iedere partij zelf gedragen.