Uitspraak
Rechtbank den haag
[eiseres]te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
[eiser]te [plaats 2] ,
1.[de VOF] te [plaats 2] ,
[gedaagde 1]te [plaats 2] ,
[gedaagde 2]te [plaats 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
Na hoor (telefonisch contact met uw cliënt 29 februari) en wederhoor (gesprek met mijn
3.Het geschil
€ 1.500,-- voor iedere dag dat [de VOF cs] nalatig blijven aan het vonnis gevolg te geven, met een maximum van € 25.000,--;
4.De beoordeling van het geschil
€ 10.000,-- cash hebben uitgebracht. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of [eiser] dat bod (mede namens [eiseres] ) heeft geaccepteerd en of [eisers] in voorkomend geval aan mondelinge overeenstemming gebonden zijn. [eisers] stellen dat [eiser] het bod niet mondeling heeft aanvaard en dat hij, zo dat al anders zou zijn, er bovendien van mocht uitgaan dat de koop pas definitief tot stand zou komen op het moment dat deze was neergelegd in een door beide partijen ondertekende koopovereenkomst. [de VOF cs] weerspreken die stellingen. Volgens [de VOF cs] heeft [eiser] na de bezichtiging de koop met een handdruk bezegeld en was daarmee de koop rond. Voor [eiser] was volgens [de VOF cs] namelijk volstrekt duidelijk, dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] namens hun v.o.f. handelden, zodat met de mondelinge instemming van [eiser] een voor beide partijen bindende koopovereenkomst tot stand is gekomen, aldus [de VOF cs]
ondertekend. Dat wijst er op dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook zelf wel wisten dat pas ná het tekenen tussen partijen een gave overeenkomst tot stand zou komen en dat zij daar ook vanuit gingen.
€ 5.133,-- te betalen, zal eveneens worden afgewezen. Dat [eisers] bij betaling van deze geldvordering een voldoende spoedeisend belang hebben, is niet gebleken. Daar komt bij dat zij weliswaar gesteld hebben dat zij vertragingskosten aan [Naam 2 c.s.] moeten vergoeden, maar dat zij de hoogte van het gevorderde bedrag niet hebben onderbouwd, noch hebben toegelicht in hoeverre en in welke mate de gestelde schade aan [de VOF cs] zou zijn toe te rekenen. Gelet op de omzichtigheid waarmee geldvorderingen in kort geding behandeld (behoren te) worden, zal deze vordering dan ook worden afgewezen.
5.De beslissing
2 mei 2024.