ECLI:NL:RBDHA:2024:9108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
24/510
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagbesluit wegens ziekte en re-integratie van ambtenaar bij Defensie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn ontslagbesluit, verleend door de minister van Defensie. Eiser, die sinds 1993 werkzaam was bij Defensie, werd per 1 augustus 2023 ontslagen wegens ziekte. Dit besluit volgde op een zorgvuldig onderzoek naar de mogelijkheden voor re-integratie, waarbij eiser sinds zijn ziekmelding op 22 januari 2020 diverse ondersteuning heeft ontvangen, waaronder een case manager en een autisme jobcoach. Ondanks pogingen om eiser te herplaatsen, waaronder een aanbod als voorkeurskandidaat voor een vacature, is het niet tot een succesvolle plaatsing gekomen. Eiser stelt dat verweerder zich niet voldoende heeft ingespannen om hem te helpen bij zijn re-integratie en dat er onvoldoende arbeidsdeskundige rapportages zijn opgesteld. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden voor herplaatsing en dat de voorwaarde voor ontslagverlening, zoals opgenomen in artikel 121, derde lid, aanhef en onder c, van het Bard, is vervuld. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en het ontslag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/510

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P. Bots),
en

de minister van Defensie,

(gemachtigde: mr. E. Damstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn ontslagbesluit.
1.1.
Verweerder heeft eiser met het besluit van 6 april 2023 ontslag verleend per
1 augustus 2023 wegens ziekte. Met het bestreden besluit van 8 december 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij zijn besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Voor verweerder zijn verder verschenen mr. P.L.W.M. Stringer-Gordebeke, [naam 1] (voormalig case manager van eiser) en [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser was sinds 1993 werkzaam bij Defensie, laatstelijk als medior medewerker dynamisch informatiebeheer. Per 22 januari 2020 is eiser ziekgemeld. Bij eiser is daarnaast een lichte vorm van autisme vastgesteld. Na een jaar ziekte is hij geplaatst bij het Diensten Centrum Re-integratie (DCR). Daar kreeg hij een case manager aangewezen en is hij meerdere malen tijdelijk geplaatst om de re-integratie te bevorderen. Ook is er een functiegeschiktheidsadvies opgemaakt waaruit bleek dat eiser op dat moment niet in staat is om zijn eigen functie in de volle omvang uit te voeren. Terugkeer in de eigen functie werd niet realistisch geacht. Eiser is als voorkeurskandidaat bij een vacature aangeboden maar toch is het niet gekomen tot een plaatsing. Ook spoor 2 is ingezet en heeft 15 maanden geduurd. Daarbij is aan eiser een autisme jobcoach toegewezen. Het UWV heeft op 22 februari 2023 een arbeidsdeskundig rapport uitgebracht waarin staat dat eisers arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 61,54 %. Per 1 maart 2023 ontving eiser een WIA-uitkering. Op 6 april 2023 heeft verweerder eiser per 1 augustus 2023 ontslag verleend wegens ziekte.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder zich niet voldoende ingespannen heeft om hem weer aan het werk te helpen. Zo is er door verweerder maar één arbeidsdeskundige adviesrapportage opgesteld. Ook het UWV uit forse kritiek op het handelen van verweerder in zijn arbeidsdeskundig rapport van 22 februari 2023. Het is niet genoeg om eiser er op te wijzen dat hij moet solliciteren en dat er vacatures zijn. Er wordt van verweerder verwacht dat hij actief op zoek gaat naar ander passend werk binnen of buiten het eigen bedrijf. In de praktijk heeft eiser van zijn case manager geen begeleiding en ondersteuning ervaren.
Verder is het vaste jurisprudentie [1] dat als zich een passende functie voordoet, de ambtenaar daadwerkelijk geplaatst moet worden op die functie. De weging of een functie passend is lijkt alleen door de vacaturehouder gedaan te worden of in overleg met de case manager. Dat is in strijd met de genoemde jurisprudentie. Eiser kan niet worden afgewezen op basis van een organisatorisch belang zoals het niet direct inzetbaar zijn.
Eiser heeft door de verschillende plaatsingen tijdens zijn re-integratie laten zien dat hij arbeidsmogelijkheden had.
Het is verweerder ook te verwijten dat hij zich niet ingespannen heeft om een prikkelarme omgeving voor eiser te creëren. Dit was een van de redenen waarom eiser niet herplaatst kon worden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het beroep spitst zich toe op de vraag of de voor ontslagverlening gestelde voorwaarde is vervuld, die is opgenomen in artikel 121, derde lid, aanhef en onder c, van het Bard, inhoudende dat het na een zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken om eiser binnen het gezagsbereik van verweerder andere arbeid aan te bieden. De rechtbank beantwoord deze vraag bevestigend.
5. Volgens vaste rechtspraak van hoogste bestuursrechter [2] moet het herplaatsingsonderzoek daarbij zorgvuldig worden uitgevoerd, waarbij elke reële mogelijkheid tot herplaatsing moet worden aangegrepen. Die eis gaat echter niet zover dat een niet bestaande functie voor eiser in het leven moet worden geroepen. Van belang is voorts dat als zich een passende functie voordoet de ambtenaar daarop daadwerkelijk moet worden geplaatst; het is te vrijblijvend om hem op dat soort functies slechts te laten solliciteren.
6. In de arbeidsdeskundige adviesrapportage van 2 maart 2021 is opgenomen dat in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat werkzaamheden die passen bij de kennis en bekwaamheden van eiser passend zijn. Te denken valt dan aan werkzaamheden zoals informatiebeheer. Wel is het belangrijk dat er met een aantal zaken rekening gehouden wordt. Eiser heeft baat bij onder andere een rustige werkplek, vaste routines en/of vast takenpakket, duidelijke aansturing, extra tijd bij nieuwe opdrachten, onderbrekingen in het werk verminderen of proberen in te plannen, werkoverleg op vaste momenten, ruimte om niet (of op zijn manier) mee te doen met sociale momenten, ruimte voor ontwikkeling in eigen tempo en eigen manier.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden voor eiser om te re-integreren binnen het ministerie. Verweerder heeft voldoende onderbouwd op welke wijze hij heeft onderzocht of binnen het gehele ministerie geen passende functie voorhanden was dan wel of eiser voor een functie binnen zes maanden geschikt te maken was. De casemanager heeft eiser actief aangeboden als voorkeurskandidaat, eiser voorzien van gespecialiseerde (job)coaches en tips vanuit de organisatie over eventuele mogelijkheden zijn door de casemanager nagegaan. Er is onverplicht geprobeerd een militaire stoel bij FABK om te zetten naar een burgerstoel om op die manier een functie voor eiser te scheppen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het uitblijven van een succesvolle plaatsing niet alleen zat in een prikkelarme omgeving creëren maar ook in de intensieve samenwerking met collega’s, contact met klanten en het ad hoc moeten reageren. Deze beperkingen in het plaatsen van eiser kunnen niet aan verweerder toegerekend worden. De rechtbank acht hierbij verder van belang dat verweerder langer dan de verplichte periode van twee jaar geprobeerd heeft om eiser te herplaatsen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers ontslag in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1579
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 december 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2985