ECLI:NL:RBDHA:2024:9086

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
09/842269-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor politieambtenaar wegens computervredebreuk, omkoping en valsheid in geschrifte met overschrijding van redelijke termijn

Op 12 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1985, die als politieambtenaar betrokken was bij verschillende strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk, omkoping van een APK-keurmeester en valsheid in geschrifte. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan drie jaar onbevoegd toegang verkregen tot politiesystemen en privé-informatie geraadpleegd, wat in strijd is met zijn ambtelijke plichten. Daarnaast heeft hij een APK-keurmeester omgekocht om zijn voertuig goed te keuren, terwijl deze niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak fors overschreden, wat in strafverlagende zin is meegewogen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 4.215,00 gelast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/842269-19
Datum uitspraak: 12 juni 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1985 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden mr. C.W. Noorduyn en mr. N. Faber naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, die is gewijzigd op de terechtzitting van 29 mei 2024. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte ervan verdacht dat hij vijf feiten heeft gepleegd, te weten:
computervredebreuk;
primair: omkoping van een ambtenaar;
subsidiair: omkoping van een ander dan een ambtenaar;
meer subsidiair: uitlokking van oplichting;
3. poging tot oplichting;
4. witwassen van een geldbedrag van € 49.191,93;
5. valsheid in geschrifte.

3.De geldigheid van de dagvaarding

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit onvoldoende concreet en bovendien onbegrijpelijk is. Onder feit 1 wordt de verdachte verweten dat hij bevragingen in de politiesystemen zou hebben gedaan zonder dat deze bevragingen noodzakelijk zouden zijn geweest voor zijn werk als politieagent op dat moment. In het dossier worden vele bevragingen besproken, maar doordat een overzichtsproces-verbaal ontbreekt waarin over de omvang en de beoordeling van de bevragingen is geverbaliseerd, is onduidelijk in welke gevallen de verdachte met een ander doel dan waarvoor hem de toegang was verleend in het systeem van de politie wederrechtelijk zou zijn binnengedrongen. Het is voor de verdachte, in het licht van het omvangrijke en onduidelijke dossier en gelet op de pleegperiode van meer dan drie jaar, niet duidelijk waartegen hij zich dient te verweren. Ten aanzien van feit 1 is de dagvaarding daarom nietig.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging voldoende concreet en duidelijk is. Bovendien bevat het dossier de bevragingen waarvan de verdachte wordt verweten dat hij deze onbevoegd heeft gedaan. De dagvaarding is daarom geldig.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De tenlastelegging behelst naar het oordeel van de rechtbank een voldoende duidelijke opgave van de feiten, nu de tekst van de tenlastelegging voldoende duidelijk, begrijpelijk, feitelijk en niet tegenstrijdig is. De dagvaarding voldoet daarmee aan de eisen die art 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt. Dat de tenlastegelegde periode meer dan drie jaar behelst en het om vele bevragingen gaat, maakt dat niet anders. In het dossier zijn immers de bevragingen opgenomen die zien op het verwijt dat het Openbaar Ministerie de verdachte maakt, namelijk dat hij deze bevragingen heeft gedaan zonder dat deze binnen zijn politietaak vallen. Het moet in redelijkheid voor de verdachte daarom duidelijk zijn tegen welke beschuldigingen hij zich moet verdedigen.
Ten aanzien van de overige voorvragen overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde en bewezen verklaring van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 4 gaat de officier van justitie – in plaats van het ten laste gelegde geldbedrag – uit van een geldbedrag van onder de € 10.000,00.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Nadat de verdediging primair de nietigheid van de dagvaarding heeft bepleit, heeft de verdediging zich ten aanzien van het eerste feit subsidiair op het standpunt gesteld dat datgene wat de verdachte verweten wordt geen computervredebreuk oplevert. De verdediging verzoekt bij de uitleg van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht aan te sluiten bij de bedoeling van de wetgever, en niet bij de huidige rechtspraak van de Hoge Raad.
Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de uitgangspunten van het onderzoek niet concludent zijn. Zo valt niet vast te stellen dat de verdachte alle met zijn dienstnummer gedane bevragingen ook daadwerkelijk zelf heeft gedaan. Verder betekent een registratie in BVCM dat de verdachte “niet in dienst” of “ziek” was niet, dat daarmee is uitgesloten dat de verdachte toch op het bureau aanwezig was of aan het werk was. Ook de enkele omstandigheid dat de subjecten van de bevragingen die hij deed bekenden waren van de verdachte, maakt niet dat de bevragingen alleen daarom al onbevoegd gedaan zijn. Tot slot kan aan het ontbreken van een registratie of mutatie van een bevraging niet de conclusie worden gehangen dat de bevraging daarom onbevoegd zou zijn gedaan.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit primair wegens het ontbreken van opzet, subsidiair omdat geen sprake is van een strafbare poging en meer subsidiair omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich van een oplichtingsmiddel heeft bediend.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit omdat de verdachte de illegale herkomst van het tenlastegelegde geldbedrag heeft betwist.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te constateren dat de door de verdachte gedane mededeling, namelijk: “Zaak is al afgedaan middels bemiddeling met partijen”, onwaar zou zijn.
4.3.
Vrijspraak
Feit 2 primair
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Met de officier van justitie is de rechtbank namelijk van oordeel dat APK-keurmeester [naam 2] niet aangemerkt kan worden als ambtenaar in de zin van artikel 328ter lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3
De rechtbank is met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Het dossier biedt namelijk onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de verdachte voornemens was om opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken te geven met betrekking tot de goederen die in zijn auto lagen. Daarbij overweegt de rechtbank dat in het dossier onduidelijk is vastgelegd wat in de auto is aangetroffen door de opsporingsambtenaren en welke goederen aan verdachte zijn teruggegeven. Van drie autobanden en het ingebouwde navigatiesysteem blijkt genoegzaam uit het dossier dat deze zich niet in de auto bevonden. Daarvoor heeft echter te gelden dat niet is gebleken van opzet met betrekking tot de autobanden en dat het ingebouwde navigatiesysteem niet in de tenlastelegging is genoemd. Daarmee is niet vast komen te staan dat verdachte heeft gepoogd de verzekeraar op te lichten.
Feit 4
Onder feit 4 wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 49.191,93. Dit verwijt is gebaseerd op de zich in het dossier bevindende eenvoudige kasopstelling waarbij de contante inkomende geldstromen van de verdachte afgezet worden tegen de contante uitgaande geldstromen. Een negatief verschil daartussen heeft geleid tot onderhavig verwijt. Ter zitting heeft de officier van justitie dit verwijt beperkt tot een geldbedrag van onder de € 10.000,00 en gesteld dat sprake is van witwassen omdat de verdachte dit geldbedrag buiten het zicht van de fiscus hield.
De verdachte heeft ten aanzien van eerder genoemde geldstromen een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. Deze verklaring is in de loop van het onderzoek door de verdachte onderbouwd met stukken. Hoewel de rijksrecherche naar aanleiding van de verklaring van de verdachte en de door de verdediging overgelegde stukken onderzoek heeft verricht, zijn de resultaten van dat onderzoek ontoereikend om de legale herkomst van het ten laste gelegde geldbedrag uit te sluiten. De rechtbank kan daarom niet tot de conclusie komen dat het niet anders kan, dan dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. Daarmee komt de rechtbank tot een vrijspraak ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde.
4.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage (als
bijlage 2) opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
4.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1:
Binnendringen
Volgens artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht is van “binnendringen” in ieder geval sprake indien de toegang tot het werk wordt verworven met behulp van een valse sleutel. Aan het begrip “valse sleutel” is door de Hoge Raad een ruime uitleg gegeven. Ook gebruik van of het zich toegang verschaffen tot een werk door een daartoe onbevoegde kan als het gebruiken van een ‘valse sleutel” worden aangemerkt. Ook wanneer iemand met een aan hem toegekende autorisatie een systeem raadpleegt, terwijl hij het systeem raadpleegt met een ander doel dan waarvoor hem die autorisatie was toegekend, is sprake van binnendringen met een valse sleutel als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht.
Wanneer zijn bevragingen onbevoegd gedaan?
Artikel 3 van de Politiewet 2012 bepaalt dat de politie tot taak heeft ‘te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven’. De rechtbank stelt vast dat de wetgever hiermee een brede taak aan politieambtenaren heeft gegeven. Deze brede taakopvatting brengt mee dat politieambtenaren een zeer ruime bevoegdheid hebben om in het kader van hun functie de politiesystemen te bevragen. Het is basaal voor een goede uitoefening van het politiewerk dat een politieambtenaar voortdurend breed om zich heen kijkt en de verzamelde gegevens verwerkt en deze waar nodig met elkaar in verband brengt. Het is daarom van groot belang dat politieambtenaren zich vrij kunnen voelen om bevragingen te doen, ook als dat betekent dat een bevraging buiten het eigen werkgebied of buiten werktijd valt. Een politieambtenaar kan immers ook buiten werktijd worden geconfronteerd met een situatie die een dergelijke bevraging noodzakelijk maakt.
Uitgaande van deze brede taakopvatting en ruime bevoegdheden van een politieambtenaar en mede gelet op de afgelegde ambtseed en de geheimhoudingsplicht die geldt uit hoofde van het ambt, moet er in beginsel van worden uitgegaan dat de politieambtenaar zijn bevoegdheid om politiesystemen te bevragen aanwendt in het kader van de uitoefening van de politietaak en dat de politieambtenaar vervolgens vertrouwelijk omgaat met de verkregen informatie. De rechtbank hanteert dan ook als uitgangspunt dat de door een politieambtenaar gedane bevragingen werkgerelateerd zijn en dus binnen de verkregen autorisatie vallen. Dit geldt ook als bevragingen buiten werktijd worden gedaan of betrekking hebben op voorvallen buiten het werkgebied van de politieambtenaar. Slechts ingeval er sprake is van omstandigheden die maken dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij het doel van een bevraging, mag van een politieambtenaar worden verwacht dat hij uitlegt waarom hij een dergelijke bevraging in dat specifieke geval heeft gedaan. Het zal van politieambtenaar tot politieambtenaar verschillen op welke wijze en in welke mate in de praktijk wordt omgegaan met zijn bevoegdheden de politiesystemen te bevragen en in welke mate de bevragingen al dan niet worden vastgelegd in de systemen.
In het licht van het voorgaande zal de rechtbank in deze zaak moeten beoordelen of bepaalde bevragingen al dan niet onder de strafbaarstelling van computervredebreuk vallen. Daartoe moet de rechtbank bezien of de bevragingen binnen of buiten de grenzen van de verkregen autorisatie vallen, dus of de bevragingen werk gerelateerd zijn geweest of niet.
Beoordeling van de rechtbank
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde periode als politieagent werkzaam was. In die hoedanigheid had hij toegang tot verschillende politiesystemen met een aan hem toegewezen wachtwoord en gebruikersnaam. Het dienstnummer [dienstnummer] dat bij de bevragingen is gebruikt is aan de verdachte gekoppeld.
Voor zover de verdachte bedoeld heeft te zeggen dat anderen met zijn dienstnummer de onder feit 1 bedoelde bevragingen hebben gedaan, overweegt de rechtbank dat dit niet aannemelijk is geworden. De getuigen bij de rechter-commissaris hebben niet verklaard dat dit gangbaar is, bijzondere situaties daargelaten, en zonder duiding door verdachte waarom anderen deze bevragingen zouden hebben verricht met gebruikmaking van zijn dienstnummer, kan de rechtbank niet uitgaan van de door verdachte geopperde suggestie. Het dossier biedt derhalve onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling van verdachte dat anderen dan hijzelf met gebruikmaking van zijn dienstnummer bevragingen hebben gedaan. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de met dienstnummer [dienstnummer] gedane bevragingen door de verdachte zijn verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank is het raadplegen van de politiesystemen louter voor privédoeleinden of uit nieuwsgierigheid van zichzelf of een ander niet toegestaan en valt gebruik met een dergelijk doel uitdrukkelijk buiten de verkregen autorisatie. Uit onderzoek blijkt dat de verdachte meermaals bevragingen heeft gedaan naar kentekens van voertuigen die hij of zijn (schoon)familieleden op naam hadden staan dan wel kort na de bevraging op naam kregen en naar zijn eigen GBA-adres dan wel het GBA-adres van (schoon)familie. Deze bevragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar privébevragingen die daarom buiten de ruime bevoegdheden van de verdachte als politieambtenaar vielen. De verdachte heeft hierover bovendien bij de politie en ter terechtzitting verklaart dat hij de politiesystemen inderdaad heeft geraadpleegd voor privédoeleinden, zoals bevragingen naar zijn eigen gegevens.
Ten aanzien van eerder genoemde bevragingen acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met behulp van een valse sleutel is binnengedrongen in de politiesystemen. Ten aanzien van de overige bevragingen in het dossier valt niet zonder meer vast te stellen of deze buiten de ruime bevoegdheden van een politieambtenaar vallen en de rechtbank spreekt de verdachte ten aanzien van deze bevragingen dan ook vrij.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Op basis van de bewijsmiddelen ter zake van feit 2 subsidiair komt de rechtbank tot een bewezenverklaring voor dit feit. Uit het tapgesprek tussen de verdachte en NNman6026 blijkt dat de APK-keurmeester de auto niet wilde goedkeuren vanwege een gebrek aan de rem en dat hij “voor wat extra’s” de auto alsnog goedgekeurd heeft. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte de APK-keurmeester een geldbedrag heeft aangeboden zodat deze de auto zou goedkeuren, zonder dat de auto aan de vereisten voor een APK- goedkeuring voldeed.
De verdachte heeft een andere duiding gegeven aan dit gesprek, namelijk dat hij de rem van de auto ten tijde van de keuring op 15 november 2019 heeft laten repareren en extra, dus meer dan het keuringstarief, moest betalen voor die reparatie. Deze duiding vindt echter onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank merkt in verband hiermee op dat uit het dossier blijkt dat nog geen drie weken na de APK-keuring verdachte op 4 december 2019 een gesprek voert met [naam 1] waarin laatstgenoemde aangeeft dat de auto levensgevaarlijk is en dat je een kilometer van tevoren moet remmen en verdachte antwoordt dat je gewoon hard moet duwen. Dit is niet in overeenstemming te brengen met de bewering van verdachte dat de auto tijdens de APK-keuring zou zijn gerepareerd. Daarnaast slaat de rechtbank acht op de inhoud van een gesprek op 9 december 2019 tussen verdachte en Brahim, kort nadat de rijksrecherche de auto heimelijk in beslag heeft genomen, waarin verdachte aangeeft dat de rem van de auto niet werkt. Deze uitlating van verdachte is in overeenstemming met de uitkomst van de technische keuring die na de inbeslagneming is verricht, waaruit naar voren is gekomen dat de rembekrachtiger van de auto defect was.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat het gesprek tussen de verdachte en [naam 1] grappig bedoeld was en derhalve niet kan bijdragen aan het bewijs voor onderhavig feit, overweegt de rechtbank dat dit gesprek niet op zichzelf staat en inhoudelijk naadloos past bij de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 5:
Op basis van de bewijsmiddelen ter zake van feit 5 komt de rechtbank tot een bewezenverklaring voor dit feit. De verdachte kreeg immers een zaak toegewezen waarbij verschillende werkzaamheden nog verricht moesten worden, terwijl hij vervolgens deze werkzaamheden niet heeft verricht maar de zaak ten onrechte wel als afgedaan heeft aangemerkt zodat hieraan verder geen gevolg zou worden gegeven.
4.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 24 februari 2020 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk in (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in (delen van) servers van de politie, is binnengedrongen met behulp van een valse sleutels, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord (voor BVI-IB) en door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord (voor BVI-IB) toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie (waarop BVI-IB was geplaatst) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan;
2
hij op 15 november 2019 te Waddinxveen aan [naam 2] , die anders dan als ambtenaar optredend als lasthebber van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (in de functie van APK keurmeester), naar aanleiding van hetgeen die [naam 2] bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan, te weten het APK goedkeuren van de bedrijfsauto van verdachte, terwijl deze bedrijfsauto niet voldeed aan de eisen zoals opgenomen in (hoofdstuk 5 van) de Regeling Voertuigen, een gift, namelijk een geldbedrag (van ongeveer 160 euro), heeft gedaan onder zodanige omstandigheden, dat hij, verdachte, redelijkerwijs moest aannemen dat die [naam 2] handelde in strijd met zijn plicht/last;
5
hij op 3 juli 2018 te Alphen aan den Rijn, in ieder geval in Nederland, een of meer in te vullen velden in het politiesysteem BOSZ (Betere Opsporing door Sturing op Zaken), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte in strijd met de waarheid - in een of meer velden in het politiesysteem BOSZ (Bet
ere Opsporing door Sturing op Zaken) bij een politieonderzoek met nummer PL1500-2018002189 de opmerking "Zaak is al afgedaan middels bemiddeling met partijen. Zaak naar administratie" geplaatst/getypt, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 51 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 30 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 100 uren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte reeds genoeg is gestraft gelet op de gevolgen van het politieonderzoek op zijn privéleven en dat daarom een symbolische straf passend zou zijn.
Verder heeft de verdediging verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat een helder en concreet beoordelingskader of een bevraging is toegestaan ontbreekt en dat de verdachte daardoor niet bekend was dat een privébevraging een strafbaar feit zou kunnen opleveren. Ook heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de forse overschrijding van de redelijke termijn die overigens niet aan de verdachte te wijten is.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich – terwijl hij politieambtenaar was – schuldig gemaakt aan een drietal feiten: computervredebreuk, omkoping van een APK-keurmeester en valsheid in geschrifte. Met de aan hem gegeven autorisatie ten behoeve van zijn functie als politieagent heeft de verdachte bevragingen gedaan in de politiesystemen zonder dat daartoe vanuit de uitoefening van de politietaak enige aanleiding bestond. De politie heeft toegang tot een enorme hoeveelheid gegevens van burgers. Juist van politieambtenaren mag – mede gelet op de aard van de functie en de ambtseed die moet worden afgelegd – worden verwacht dat zij betrouwbaar en integer handelen en in dat kader zorgvuldig en respectvol omgaan met de gegevens die zij vanuit hun functie kunnen raadplegen. Door onzorgvuldig met deze gegevens om te gaan en deze voor privédoeleinden te raadplegen, heeft de verdachte het vertrouwen in en het aanzien van de politie ernstig geschaad.
Daarnaast heeft de verdachte een politieonderzoek naar een “verlaten plaats ongeval” in de politiesystemen afgesloten met de mededeling dat de zaak reeds middels bemiddeling was afgedaan, terwijl zulks niet het geval was. De verdachte heeft hiermee niet alleen het vertrouwen van zijn collega’s, maar ook dat van burgers in de politie geschaad.
Tot slot heeft de verdachte een APK-keurmeester omgekocht om tegen betaling van een geldbedrag zijn voertuig goed te keuren terwijl deze niet aan de vereisten voldeed. Gelet op de leefgemeenschap waar de verdachte zich in bevond, zal het die keurmeester niet onbekend zijn geweest dat de verdachte politieambtenaar was. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij door zo te handelen wederom het aanzien van de politie heeft geschaad. Juist een politieagent wordt immers geacht integer te handelen en geen strafbare feiten te plegen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Dit heeft verder geen gevolgen voor de hoogte of modaliteit van de straf.
Redelijke termijn
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 25 februari 2020, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Er is dus sprake van een termijnoverschrijding, nu de behandeling niet is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na de ingangsdatum van de redelijke termijn. De rechtbank zal hier in strafverlagende zin rekening houden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een reclasseringsadvies van 7 december 2020. Hieruit blijkt dat bij de verdachte al enige tijd sprake is van psychische klachten waarvoor hij gediagnosticeerd is met PTSS. De reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu interventies of toezicht niet nodig zijn. Oplegging van een gevangenisstraf zou volgens de reclassering negatieve gevolgen kunnen hebben voor de zorg en relatie die hij onderhoudt met zijn partner en kinderen. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een taakstraf.
Ter terechtzitting is verder gebleken dat de verdachte bij de politie strafontslag heeft gekregen. Verder heeft hij door een Bibob-onderzoek vanwege de witwasverdenking lange tijd zijn pizzeria moeten sluiten. Ten tijde van de terechtzitting is zijn pizzeria alweer enige tijd geopend zodat hij weer inkomsten genereert en ontvangt hij wegens ziekte een uitkering vanuit zijn voormalige dienstverband bij de politie.
Strafoplegging
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De ernst van de feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn, acht de rechtbank het thans niet meer passend dat de verdachte na lange tijd weer terug de gevangenisstraf in moet. De rechtbank zal daarom een groot deel van de straf voorwaardelijk opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen strafdoel in het daarnaast nog opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het in het bewijs van ontvangst (opgemaakt op 28 februari 2020 door [naam 14] , pagina 213 van het beslagdossier) genoemde contante geldbedrag van € 4.215,00 zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het onder de verdachte in beslag genomen contante geldbedrag van € 4.215,00 aan de verdachte terug te geven.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op 25 februari 2020 onder de verdachte in beslag genomen contante geldbedrag van € 4.215,00.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 138ab, 225 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
computervredebreuk, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
het aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking of optreedt als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan, een gift doet onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelt in strijd met zijn plicht;
ten aanzien van feit 5:
valsheid in geschrift;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
90 (negentig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
69 (negenenzestig) dagen,
niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op 25 februari 2020 onder hem in beslag genomen geldbedrag, te weten: een geldbedrag van € 4.215,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. H.M. Braam, voorzitter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
mr. R.J. Wortelboer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Witte-de Vries, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2024.
Bijlage I: tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 29 mei 2024 - ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 24 februari 2020 te Alphen aan den Rijn en/of Waddinxveen en/of Gouda, in ieder geval in Nederland(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van) servers van de politie, is binnengedrongen met behulp van een of meer valse sleutels en/of signalen en/of door het aannemen van een of meer valse hoedanigheden, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord (voor BVI-IB) en/of door zich met een gebruikersnaam en/of wachtwoord (voor BVI-IB) toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie (waarop BVI-IB was geplaatst) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan;
2
(ZD Caddy) hij op of omstreeks 15 november 2019 te Waddinxveen, in ieder geval in Nederland, aan een ambtenaar, te weten [naam 2] (APK keurmeester), een gift heeft gedaan en/of aangeboden, te weten een geldbedrag van ongeveer 160 euro, in elk geval enig geldbedrag, met het oogmerk om die [naam 2] te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten, namelijk zijn, verdachtes, bedrijfsauto APK goed te keuren, terwijl die bedrijfsauto niet voldeed aan de eisen zoals opgenomen in (hoofdstuk 5 van) de Regeling Voertuigen, immers heeft hij, verdachte, dat geldbedrag (van ongeveer 160 euro) aan die [naam 2] gegeven en/of aangeboden toen/nadat die [naam 2] aan verdachte liet weten dat verdachtes bedrijfsauto niet aan de vereisten voor APK goedkeuring voldeed (in verband met een gebrek aan de remmen van voornoemde bedrijfsauto);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Waddinxveen, in elk geval in Nederland, aan [naam 2] , die anders dan als ambtenaar optredend als lasthebber van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (in de functie van APK keurmeester), naar aanleiding van hetgeen die [naam 2] bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, te weten het APK goedkeuren van de bedrijfsauto van verdachte, terwijl deze bedrijfsauto niet voldeed aan de eisen zoals opgenomen in (hoofdstuk 5 van) de Regeling Voertuigen, een gift, namelijk een geldbedrag (van ongeveer 160 euro), heeft gedaan en/of aangeboden, van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij, verdachte, redelijkerwijs moest aannemen dat die [naam 2] handelde in strijd met zijn plicht/last;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam 2] op of omstreeks 15 november 2019 te Waddinxveen, in ieder geval in Nederland met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) heeft bewogen tot de afgifte van een APK goedkeuringsbewijs voor een bedrijfsauto met kenteken [kenteken 1] , in elk geval van enig goed, immers heeft voornoemde [naam 2] met voren omschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in zijn hoedanigheid als APK keurmeester,- bij de
APK-keuring van voornoemde bedrijfsauto vastgesteld dat deze niet voldeed aan alle eisen zoals opgenomen in (hoofdstuk 5 van) de Regeling Voertuigen en/of - (vervolgens) een gift, te weten een geldbedrag (van ongeveer 160 euro), aangenomen van verdachte en/of- (vervolgens) toch een APK-goedkeuring voor voornoemde bedrijfsauto afgegeven, waardoor de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, welk feit hij, verdachte, op of omstreeks 15 november 2019 te Waddinxveen, in ieder geval Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door een gift, door opzettelijk nadat die [naam 2] hem, verdachte, had medegedeeld dat voornoemde bedrijfsauto niet voldeed aan de vereisten voor een APK goedkeuring, die [naam 2] een geldbedrag (van ongeveer 160 euro) te geven en/of aan te bieden;
3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 december 2019 tot en met 17 februari 2020 te Waddinxveen, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Reaal Verzekeringen en/of Vivat Schadeverzekeringen N.V. te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, met voren omschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid- aan voornoemde Reaal Verzekeringen en/of Vivat Schadeverzekeringen N.V. (telefonisch en/of schriftelijk) een melding heeft gedaan dat zijn, verdachtes, bedrijfsauto gestolen is en/of- (vervolgens) bij deze melding een kopie van een door hem, verdachte, en/of door [naam 15] bij de politie gedane aangifte terzake diefstal van zijn, verdachtes, bedrijfsauto, waarin is opgenomen dat in voornoemde personenauto diverse goederen lagen ten tijde van de diefstal, te weten 4 winterbanden en/of een portemonnee met hierin 300 euro contant geld en/of een steekkar heeft bijgevoegd/meegestuurd en/of- (vervolgens) een of meer e-mailbericht(en) aan voornoemde Reaal Verzekeringen en/of Vivat Schadeverzekeringen N.V. heeft gestuurd waarin verdachte aangeeft dat in de gestolen bedrijfsauto (onder andere) de volgende goederen aanwezig waren ten tijde van de diefstal:- 4 winterbanden plus velg en/of- Maxi Cosi (merk Mima) a 299 euro babypark en/of- Autostoel a 190 euro MamaLoes en/of- Portemonnee (300 euro kassageld bedrijf) en/of- Parrot Carkit 3100 99 euro, terwijl hij, verdachte, wist dat voornoemde goederen niet in voornoemde bedrijfsauto lagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
(ZD witwassen)hij op en of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 25 februari 2020 te Waddinxveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van meerdere, althans een voorwerp(en) te weten een of meer contante en/of girale geldbedragen (met een totale waarde van ongeveer 49.191,93 euro),- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit/deze voorwerp(en) is/zijn en/of - dit/deze voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit voorwerp, onnmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
5
hij op of omstreeks 3 juli 2018 te Alphen aan den Rijn, in ieder geval in Nederland, een of meer in te vullen veld(en) en/of tekstblok(ken) en/of keuzemenu('s) en/of dropdownmenu('s) in het politiesysteem BOSZ (Betere Opsporing door Sturing op Zaken), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk en/of in strijd met de waarheid - in een of meer veld(en) en/of tekstblok(ken) en/of keuzemenu('s) en/of dropdownmenu('s) in het politiesysteem BOSZ (Betre Opsporing door Sturing op Zaken)bij een politieonderzoek met nummer PL1500-2018002189 de opmerking "Zaak is al afgedaan middels bemiddeling met partijen. Zaak naar administratie" geplaatst/getypt, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Bijlage II: bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreffen dit pagina’s van:
  • Het zaaksdossier bevragingen van de Rijksrecherche met proces-verbaalnummer 20190058, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 244);
  • Het algemeen dossier van de Rijksrecherche met proces-verbaalnummer 20190058, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 779);
  • Het zaaksdossier Caddy van de Rijksrecherche met proces-verbaalnummer 20190058, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 67).
Ter zake van feit 1:
1. Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek dienstnummer, mobiele telefoonnummer en applicaties ICT Nationale Politie van [verdachte] ), opgemaakt op 14 augustus 2019, voor zover inhoudende (p. 33-39 van algemeen dossier):
Dienstnummer
Het dienstnummer [dienstnummer] behoort toe aan [verdachte] .
2. Het proces-verbaal van bevindingen (PV uitleg politiesystemen), opgemaakt op 13 februari 2020, voor zover inhoudende (p. 114-115 van zaaksdossier bevragingen):
BVI-IB
BVI-IB is een zoekmachine van de Nationale Politie die in veel gevallen door politiemensen in de operatie wordt gebruikt om de daaraan gekoppelde andere (politie) informatiesystemen te bevragen. Het systeem kent 7 zoekopties in de vorm van tabbladen te weten;
• Algemeen (combinatie van kenteken, land, keno en postcode huisnummer
• Keno (vier eerste letter achternaam, eerste voorletter en geboorte datum/jaar)
• Naam
• Kenteken
• Adres
• Postcode
• Uniek nummer (Burgerservicenummer, paspoortnummer, rijbewijsnummer, telefoonnummer etc.)
Daarnaast kan de gebruiker selecteren welke systemen aan de hand van de ingevoerde data moet worden bevraagd. Te weten:
• Best-MTRGL (bestuurlijke maatregel)
• Bluespot ( zoekmachine BVH )
• GBA (Gemeentelijke Basis Administratie)
• NDS (Nationaal Documentensysteem)
• OPS-Ens (Opsporingssysteem voor signaleringen en executie opdrachten)
• OPS (opsporing systeem)
• PSHV (politie suite handhaving-vreemdelingen)
• RDW (Rijksdienst voor het wegverkeer)
• SKDB (strafrechtketen database)
• Verona (vergunningen systeem)
• EUC (European car and driving license Information)
3. Het proces-verbaal van bevindingen (opmerkelijke bevragingen), opgemaakt op 24 februari 2020, voor zover inhoudende (p. 120-126 van zaaksdossier bevragingen):
In februari 2020 heb ik onderzoek gedaan naar de bevragingsgeschiedenis van [dienstnummer] , afgegeven aan [verdachte] , in het politiesysteem BVI-IB. Het onderzoek was gericht op de huidige en historische gegevens van [verdachte] en diens familieleden.
[dienstnummer] raadpleegt eigen gegevens:
10 april 2017
Op 10 april 2017 om 09:57 uur en 11:42 uur raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 3] . Het bevraagde kenteken is afgegeven aan een grijze Peugeot 206, welke van 23 februari 2016 tot 3 april 2018 op naam van [verdachte] heeft gestaan. [dienstnummer] bekeek de RDW gegevens van het voertuig.
29 juni 2017
Op 29 juni 2017 om 12:04 uur raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 3] . Het hierboven genoemde kentekenstond op de datum van bevraging nog steeds op naam van [verdachte] . [dienstnummer] bekeek de RDW gegevens van het voertuig
24 oktober 2017
Op 24 oktober 2017 om 22:04 uur raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 8] . Het bevraagde kenteken is afgegeven aan een gele Renault Kangoo, welke van 16 november 2017 tot 14 april 2018 op naam van [verdachte] heeft gestaan. [dienstnummer] raadpleegde de Bluespot en RDW gegevens van het voertuig. Op de datum van de bevraging stond het kenteken nog niet op naam van [verdachte] .
11 november 2017
Op 11 november 2017 om 13:17 uur raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 3] . Het hierboven genoemde kenteken stond op de datum van bevraging nog steeds op naam van [verdachte] . [dienstnummer] bekeek de RDW gegevens van het voertuig.
16 november 2017
Op 16 november 2017 om 11:31 uur raadpleegde [dienstnummer] middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 9] en vervolgens te 11:32 uur het kenteken [kenteken 2] Het kenteken [kenteken 2] is afgegeven aan een Peugeot Partner, welke van 2 juli 2014 tot 16 november 2017 op naam stond van [verdachte] . [dienstnummer] raadpleegde de Bluespot en RDW gegevens van het voertuig met het kenteken [kenteken 2] Vervolgens raadpleegde [dienstnummer] zijn persoonsgegevens en de Bluespot gegevens van zijn eigen naam.
9 december 2017
Op 9 december 2017 om 14:11 uur raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 3] . Het voornoemde kenteken stond op de datum van bevraging nog steeds op naam van [verdachte] . [dienstnummer] bekeek de RDW gegevens van het voertuig.
11 februari 2018
Op 11 februari 2018 om 08:01 uur raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 3] . Het voornoemde kenteken stond op de datum van bevraging nog steeds op naam van [verdachte] . [dienstnummer] bekeek de RDW gegevens van het voertuig.
25 februari 2018
Op 25 februari 2018 om 21,52 uur, raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 3] . Het voornoemde kenteken stond op de datum van bevraging nog steeds op naam van [verdachte] . [dienstnummer] bekeek de RDW gegevens van het voertuig.
28 februari 2018
Op 28 februari 2018 om 16.17 uur, raadpleegde [dienstnummer] het kenteken [kenteken 3] middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon. [dienstnummer] raadpleegde de RDW gegevens van het voertuig en de GBA gegevens van de ten naam gestelde, te weten zichzelf. Tevens raadpleegde [dienstnummer] de postcode en het huisnummer: [postcode] huisnummer 58. Dit betreft de postcode van het adres [adres 1] [huisnummer] in [plaats] , dat vanaf 29 januari 2018 het GBA adres is van [verdachte] . Tevens stond [naam 3] , de zus van zijn partner [naam 5] op de datum van bevraging ingeschreven op het adres [adres 1] in Waddinxveen. [dienstnummer] bekeek de GBA gegevens van dit adres.
2 maart 2018
Op 2 maart 2018 om 09:03 uur en om 10:48 uur, raadpleegde [dienstnummer] het kenteken [kenteken 10] middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon. [dienstnummer] raadpleegde de RDW gegevens van het voertuig. Het bevraagde kenteken is afgegeven aan Renault Kangoo welke op de datum van bevraging te 11:34 uur op naam van [verdachte] werd gesteld, Opmerkelijk is dat op 2 maart 2018 vóór het tijdstip van 11:34 uur de gegevens van de dan nog huidige kentekenhouder genaamd [naam 4] in RDW, GBA en Bluespot werden bevraagd door [dienstnummer] .
27 april 2018
Op 27 april 2018 om 09:48 uur, raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 4] . Dit kenteken is afgegeven voor een [kenteken 5] bromfiets. Op de datum van de bevraging stond het voornoemde kenteken op naam van [verdachte] . Het kenteken was van 6 december 2017 tot 28 oktober 2019 op naam gesteld van [verdachte] .
[dienstnummer] voerde het kenteken, tot tweemaal toe in en raadpleegde geen systemen.
7 augustus 2018
Op 7 augustus 2018 om 09:13 uur, raadpleegde [dienstnummer] , middels een vaste werkplek diverse malen het adres [adres 1] in Alphen aan den Rijn en in Waddinxveen. Hierbij werd de straatnaam enkele malen verkeerd ingevoerd. In Alphen aan den Rijn komt geen straatnaam voor die gelijkend is op de is op [straatnaam 1] . Vervolgens raadpleegde [dienstnummer] de GBA gegevens van dit adres. [verdachte] staat volgens de GBA sinds 29 januari 2018 ingeschreven op het adres [adres 1] in Waddinxveen.
20 december 2018
Op 20 december 2018 om 13:52 uur, raadpleegde [dienstnummer] , middels een vaste werkplek het kenteken [kenteken 1] in Bluespot. Het bevraagde kenteken is afgegeven aan een Volkswagen Caddy. Op de datum van de bevraging stond het voornoemde kenteken op naam van [verdachte] . Dit kenteken was van 24 november 2018 tot 9 december 2019 op naam gesteld van [verdachte] . Tevens raadpleegde [dienstnummer] registratienummer PL0900_BVH_2018115080-1 in Bluespot welke was opgemaakt op 24 april 2018, waaraan voornoemde Volkswagen Caddy gekoppeld was.
26 januari 2020
Op 26 januari 2020 om 16.20 uur, raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 11] . Dit kenteken is afgegeven voor een Opel Combo.
Op de datum van de bevraging stond het voornoemde kenteken op naam van [verdachte] . Dit kenteken was vanaf 21 december 2019 op naam gesteld van [verdachte] . [dienstnummer] raadpleegde zijn persoonsgegevens in RDW en GBA en raadpleegde vervolgens, middels zijn postcode/huisnummer, de gegevens in GBA en Bluespot.
HLIV103735 raadpleegt (persoons)gegevens van familieleden:
5 januari 2017
Op 5 januari 2017 om 20.07 uur, raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 6] Op deze dag registreerde [dienstnummer] in BVCM een dienst tussen 08:00-17:30 uur. Het kenteken [kenteken 6] is afgegeven voor een zwarte Volkswagen Polo welke op 5 januari 2017 werd overgeschreven van [naam 16] naar [naam 3] , de zus van [naam 5] , [naam 5] betreft de partner van [verdachte] . [dienstnummer] raadpleegde de Bluespot en RDW gegevens van het voertuig.
6 januari 2017
Op 6 januari 2017 om 01:16:47 uur, raadpleegde [dienstnummer] wederom, middels gebruikmaking van zijn dienst telefoon, het kenteken [kenteken 6] [dienstnummer] raadpleegde de Bluespot gegevens van het voertuig en opende daarbij registratienummer PL1500_BVH_2015261868_1. Deze registratie had betrekking op een aanrijding, waarbij de Volkswagen Polo betrokken was, op 3 september 2015 te Katwijk. Uit onderzoek in BVH is gebleken dat [dienstnummer] niet geregistreerd staat als verbalisant bij deze melding. Vervolgens raadpleegde [dienstnummer] wederom de RDW gegevens van het voertuig. Om 01:19:50 uur raadpleegde [dienstnummer] de Bluespot gegevens van de vorige kentekenhouder van het voertuig, te weten [naam 16] (geboren [geboortedatum 1] 1987). Om 01:20;34 uur raadpleegde [dienstnummer] de nieuwe kentekenhouder, te weten: [naam 3] (geboren: [geboortedatum 2] 1991), de zus van zijn partner [naam 5] . [dienstnummer] raadpleegde twee Bluespot registraties waar [naam 3] aan gekoppeld is, te weten:
PL2SOQ_BVH_2016089254_1 -fraude met online handel, dit betreft een registratie waarin [naam 3] aangifte doet terzake oplichting via internet. [naam 3] zou een horloge hebben gekocht op een verkoopsite en dit horloge zou niet aan haar geleverd zijn.
PL1500_BVH_2016234282_1 - ruzie/twist ( zonder vervolg), dit betreft een registratie aangaande een ruzie tussen [naam 3] en haar vriend ( onbekend wie dit is geweest) op de locatie [adres 3] te Waddinxveen. [naam 5] was ook ter plaatse aanwezig, [dienstnummer] heeft beide registraties bekeken.
Om 01:22:55 uur raadpleegde [dienstnummer] het communicatiemiddel: [telefoonnummer 6] . Uit onderzoek in Bluespot is gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik is bij [naam 3] .
13 januari 2017
Op 13 januari 2017 raadpleegde [dienstnummer] middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 6] Het kenteken is afgegeven voor een zwarte Volkswagen Polo die ten tijde van de bevraging op naam stond van [naam 3] , de zus van [naam 5] . [naam 5] is de partner van [verdachte] . [dienstnummer] raadpleegde de RDW gegevens van het voertuig.
13 april 2017:
Op 13 april 2017 om 12:25 uur raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 12] . Het kenteken is afgegeven voor een rode Opel Corsa welke ten tijde van de bevraging op naam stond van [naam 6] , de broer van [naam 5] . [naam 5] is de partner van [verdachte] . Het voertuig werd op 7 april 2017, dus een aantal dagen voor de bevraging, overgeschreven op naam van [naam 6] , [dienstnummer] raadpleegde de RDW gegevens van het voertuig.
31 december 2017
Op 31 december 2017 om 23:49 uur raadpleegde [dienstnummer] , middels gebruikmaking van zijn diensttelefoon, het adres [adres 4] in Utrecht. Het adres [adres 4] in Utrecht betreft het adres waar de moeder van [naam 5] , de partner van [verdachte] , staat ingeschreven . De moeder van [naam 5] betreft: mevrouw [naam 17] . [dienstnummer] heeft de GBA gegevens van dit adres bevraagd en het BSN nummer [BSN nummer] van [naam 17] . Twee en een halve maand later, namelijk vanaf 16 maart 2018, stonden [naam 5] , en haar dochter [naam 18] ingeschreven op dit adres.
25 februari 2018
Op 25 februari 2018 om 21:47 uur raadpleegde [dienstnummer] , middels zijn diensttelefoon, de keno " [keno code 1] ". Vervolgens raadpleegde [dienstnummer] de naam ' [geslachtsnaam] ' en raadpleegde [dienstnummer] de Bluespotgegevens van deze naam. Daarbij opende [dienstnummer] registratienummer PL0900_BVH 2017035289_1 gedateerd 3 februari 2017. Deze registratie had betrekking op een verdachte situatie waarbij [naam 3] had gemeld dat er in de [straatnaam 3] ter hoogte van nummer 2 een auto, zwarte Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 6] was gestript. [naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1991, was aan deze registratie gekoppeld. Voornoemde [naam 3] is de zus van [naam 5] , zijnde de partner van [verdachte] .
Ter zake van feit 2 subsidiair:
1. Het proces-verbaal van bevindingen (bevindingen keuringsrapport), opgemaakt op 24 februari 2020, voor zover inhoudende (p. 16-17 van het zaaksdossier Caddy):
In de in beslag genomen Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 1] werd een afschrift van een keuringsbewijs voor dit voertuig aangetroffen. Uit dit rapport bleek dat dat Volkswagen Caddy op 15 november 2019 was goedgekeurd.
Als bijlage bij dit proces-verbaal gaat een kopie van het in beslag genomen keuringsbewijs.
Bijlage: RDW Keuringsrapport
Dit rapport is afgegeven door:
Naam keuringsinstantie: [bedrijfsnaam]
Naam keurmeester: [naam 2]
2. Het proces-verbaal van bevindingen (heimelijke inbeslagname VW Caddy [kenteken 1] ), opgemaakt op 17 januari 2020, voor zover inhoudende (p. 10-12 van zaaksdossier Caddy met proces-verbaalnummer 20190058):
Op 9 december 2019 werd de Volkswagen Caddy, gekentekend [kenteken 1] , van verdachte [verdachte] (de rechtbank begrijpt:)
inbeslaggenomen. Op 9 december 2019 werd de voornoemde Volkswagen aan mij ter beschikking gesteld. Ik heb het voertuig aldaar in het APK Keuringstation laten plaatsen en aan een APK keuring laten onderwerpen door [naam 7] van de RDW.
Schouten stelde vast dat het voertuig op 15 november 2019 onterecht APK goedgekeurd was en heeft deze goedkeuring laten vervallen. Een van de vastgestelde mankementen betrof een defecte rembekrachtiger.
Bijlage: Proces-verbaal RDW
Proces-verbaal RDW
RDW toezichthouder bedrijven: [naam 7]
Datum afgifte keuringsbewijs: 15 november 2019
Merk voertuig: Volkswagen
Kenteken: [kenteken 1]
Bevindingen
Rembekrachtiger werkt niet
Conclusie
De keuringseisen zijn niet juist toegepast. Voertuig had tijdens de keuring op 15-11-2019 niet goedgekeurd mogen worden.
3. Het geschrift, te weten tapverslag met sessienr: 7624, voor zover inhoudende (p. 61-62 van zaaksdossier Caddy):
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Datum: 15-11-2019
NN: He euh schokdemper was die goed?
[verdachte] : Hij die die rem wilde hij er niet doorheen halen
NN: Maar heeft die hem niet gekeurd?
[verdachte] : Jawel, maar euh voor wat extra’s
NN: Nou dat geeft toch niet
[verdachte] : Jankebal
NN: Ja
[verdachte] : Het is echt een jankerd ook jongen echt waar eerste klas
NN: Wat moest je geven?
[verdachte] : Ik heb hem uiteindelijk, hoeveel heb ik hem gegeven, 160
NN: Oh goed man dan kan je weer een jaar rijden man.
[verdachte] : 160€
[verdachte] : Hij scheet in zijn broek. Hij dacht gewoon een steekproef.
4. Het geschrift, te weten tapverslag met sessienr: 14087, voor zover inhoudende (p. 63 van zaaksdossier Caddy):
Beller: [telefoonnummer 3]
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Datum: 04-12-2019
NNman8005: Hij is levensgevaarlijk, je moet een kilometer van tevoren remmen voordat je stil staat. Weet je hoe hard je moet remmen.
[verdachte] : Je moet gewoon hard duwen.
NNman8005: Dit is echt een levensgevaarlijke caddy, niet normaal man.
5. Het geschrift, te weten tapverslag met sessienr: 15721, voor zover inhoudende (p. 65 van zaaksdossier Caddy):
Beller: [telefoonnummer 4]
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Datum: 09-12-2019
[naam 1] : Heej [verdachte] wat hoor ik nou joh hebben ze je driewieler weggehaald. Wat moeten ze daarmee.
[verdachte] : Nee, gewoon mijn busje
[verdachte] : zeker weten is het voor onderdelen
[verdachte] : Bumper onderdelen alles van de Polo en Caddy
[verdachte] : aan die auto hebben ze in ieder geval niet zoveel want uuh zelfs de remmen doen het niet
6. Het proces-verbaal van bevindingen (stemherkenning [verdachte] ), opgemaakt op 21 augustus 2019, voor zover inhoudende (p. 294-295 van algemeen dossier):
(…) Ik herken de manspersoon in bovenstaande gesprekken als zijnde één en dezelfde man.
Uit bovenstaande gesprekken is op te maken dat deze manspersoon [verdachte] Oulad is genaamd en dat hij de gebruiker is van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] . (…)
Ter zake van feit 5:
1. Het proces-verbaal van bevindingen (aanvullend proces-verbaal van 1909300748.AMB), opgemaakt op 6 april 2020, voor zover inhoudende (p. 144-145 van zaaksdossier bevragingen):
Op [geboortedag 3] 2018 te 10:41 uur bevraagd HLM003735 het kenteken [kenteken 7] (zie
1909300748.AMB). Dit kenteken staat dan op naam van [naam 8] , geboren op [geboortedag 2] 1985 te [geboorteplaats 2] en wonende [adres 2] te [woonplaats 2] . Via deze persoon bekijkt [dienstnummer] dan onder andere ook registratie PL1500_BVH_2018002230_1.
Registratie PL1500_BVH_2018002230_1
Na onderzoek in BVIJB bleek mij dat deze registratie de maatschappelijke kwalificatie 'overige verkeerszaken' heeft. Uit de registratie blijkt dat het kenteken [kenteken 7] op 2 januari 2018 betrokken was bij een verlaten plaats ongeval. Verder blijkt uit deze registratie dat het kenteken [kenteken 7] destijds op naam stond van [naam 8] uit 1985 en thuis zou horen op het [adres 2] te [woonplaats 2] . Een politie-eenheid ter plaatse op het [straatnaam 2] heeft het voertuig aldaar noch in de directe omgeving aangetroffen.
Registratie PL1500-2018002189
Uit nader ingesteld onderzoek in BVI-IB bleek mij dat in relatie tot het kenteken [kenteken 7] op 2 januari 2018 nog een registratie werd opgemaakt onder nummer P1500-2018002189 met de maatschappelijke kwalificatie verlaten plaats ongeval. In deze registratie werd een proces-verbaal aangifte en een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
Proces-verbaal van aangifte [naam 9]
Op 2 januari 2018 te 18:00 uur deed [naam 9] aangifte van verlaten plaats ongeval. Volgens [naam 9] ontstond er een aanrijding naar aanleiding van een verkeersincident over het verlenen van voorrang. Volgens de aangever was hij vanaf een parkeerplaats aan het Aarplein te Alphen aan den Rijn voor de bestuurder van de [kenteken 7] de weg opgereden. Daarna werd hij nogal dreigend gevolgd en bleef de [kenteken 7] kort achter hem rijden. Vervolgens werd hij ingehaald en ging de bestuurder van de [kenteken 7] plots op zijn rem staan. Hierdoor kon aangever niet op tijd stoppen en ontstond de aanrijding. Aangever is vervolgens uit angst naar de politie gereden. Toen aangever richting het politiebureau van Alphen aan den Rijn afsloeg reed de bestuurder van de [kenteken 7] de andere richting op. Aangever meldde zich binnen bij de politie en deed aangifte van verlaten plaats ongeval.
Proces-verbaal van bevindingen [naam 10]
Op 2 januari 2018 te 19:15 uur meldde zich aan bureau Alphen aan den Rijn een man die zichzelf bekend maakte als [naam 11] , geboren op [geboortedag 3] 1985 te [geboorteplaats 3] Marokko. Hij verklaarde dat hij passagier was in de Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken 7] , die ongeveer een uur daarvoor op de Aarhof te Alphen aan den Rijn betrokken was bij een aanrijding. Voorts verklaarde [naam 11] dat de auto van een neef van hem was en dat deze neef met vakantie was en de auto had uitgeleend aan ene Jundab met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Volgens [naam 11] durfde deze Jundab zichzelf niet te melden bij de politie, omdat hij nog een aantal boetes had open staan. Omdat [naam 11] aangaf geen tijd te hebben om een getuigenverklaring af te leggen werd met hem afgesproken dat hij daarvoor nog benaderd zou worden. Na bevraging in BVIJB bleek verbalisant [naam 12] dat het opgegeven telefoonnummer geregistreerd stond als zijnde van [naam 11] zelf. Opvallend aan deze registratie is dat ondanks voldoende opsporingsindicatie geen wijze van afhandeling van de aangifte of nader onderzoek meer in BVH werd vastgelegd.
Onderzoek BOSZ
Uit nader onderzoek in de BVH module BOSZ (Betere Opsporing door Sturing op Zaken) bleek mij dat de aangifte PL1500-201 8002189 op 2 januari 2018 van casemanager [naam 13] de status kreeg: "toegewezen aan [verdachte] ". Voorts zag ik dat de status van de zaak op 23 januari 2018 door [verdachte] werd gewijzigd naar: "in behandeling genomen". Op 3-07-2018 is de status van de zaak door [verdachte] gewijzigd naar: "ter beoordeling" onder toevoeging van de opmerking: Zaak is al afgedaan middels bemiddeling met partijen. Zaak naar administratie".
Wat door bovenstaande opvalt is het volgende;
Op 23 januari 2018 neemt de verdachte [verdachte] de zaak PL1500 2018002189 in behandeling. Op 23 januari 2018 bevraagd [dienstnummer] de persoon [naam 11] middels de keno [keno code 2] . Hij bekijkt vervolgens [naam 11] in de tabbladen Bluespot, RDW en SKDB.
Op [geboortedag 3] 2018, twee dagen later bekijkt hij via het kenteken [kenteken 7] de keno [keno code 3] , behorende bij [naam 8] . Hierna bevraagt hij de persoon en bekijkt dan de OPS vermeldingen van deze persoon. Vervolgens bekijkt hij de registratie PL1500-2017304311, deze registratie over een viertal openstaande CJIB boetes van [naam 8] . Uit deze registratie blijkt dat [naam 11] drie van de vier boetes betaald. Hierna bekijkt [dienstnummer] nog een aantal OPS vermeldingen van [naam 8] .
Door de verdachte [verdachte] wordt gelet op bovenstaande informatie kennelijk geen enkele inspanning verantwoord om [naam 8] , die dan ook nog een aantal signaleringen heeft dan wel openstaande boetes moet voldoen, te horen als te naam gestelde van het voertuig [kenteken 7] die betrokken was bij het verlaten plaats ongeval. Voorts wordt door de verdachte [verdachte] kennelijk geen inspanning verricht om [naam 11] als getuige van het verlaten plaats ongeval te horen.
Uit onderzoek in BVIJB blijkt mij uit registratie PL1500-2018099540 dat [naam 8] op 17 april 2018 na een staande houding in Rijswijk voor 4107 euro aan CJIB boetes heeft betaald bij de politie in Rijswijk.
Vervolgens wordt de aangifte PL1500-2018002189 op 3 juli 2018 in BOSZ afgerond onder de vermelding dat de zaak is afgedaan, omdat tussen partijen is bemiddeld. Hierover is echter door [verdachte] niets inhoudelijk in BVH vermeld.
Op woensdag 1 april 2020 werd door mij verbalisant aangever [naam 9] met zijn toestemming telefonisch nader gehoord. Kort weergegeven verklaarde [naam 9] dat hij sinds zijn aangifte op 2 januari 2018 niets meer heeft vernomen.
Door bovenstaande bevindingen bestaat de indruk dat verdachte [verdachte] opzettelijk niet de aan hem opgedragen werkzaamheden heeft uitgevoerd ten einde de hem bekende [naam 11] en diens contact [naam 8] vervolging te besparen cq achterstallige boetes te moeten voldoen door voor te doen en te verwerken in BOSZ alsof er is bemiddeld tussen aangever en de mogelijke verdachte.