ECLI:NL:RBDHA:2024:9078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
SGR 23/7451
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs door CBR wegens drugsmisbruik en beoordeling van recidiefvrije periode

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CBR, dat zijn rijbewijs ongeldig had verklaard vanwege drugsmisbruik. Het CBR had eerder, op 26 september 2023, het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard, en dit besluit was gebaseerd op twee onderzoeken die in januari en juni 2023 waren uitgevoerd. Beide onderzoeken concludeerden dat eiser niet geschikt was om te rijden vanwege drugsmisbruik.

De rechtbank beoordeelde of het besluit van het CBR op goede gronden was genomen. Volgens de Regeling eisen geschiktheid 2000 moet er een periode van één jaar verstrijken na het stoppen met drugsmisbruik voordat iemand een herkeuring kan aanvragen. Eiser had in dit geval niet aangetoond dat hij deze periode had doorlopen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die eiser aanvoerde, zoals onduidelijkheid over de regelgeving en de noodzaak van een rijbewijs voor zijn werk, niet voldoende uitzonderlijk waren om af te wijken van de regelgeving.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde dat het CBR het rijbewijs terecht ongeldig had verklaard. Eiser kan tegen deze uitspraak in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met mr. D. Biever als rechter en mr. E.J.C. Korbee als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7451
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en

het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder

(gemachtigde: drs. [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs door het CBR.
1.1.
Met het bestreden besluit van 26 september 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij het eerdere besluit van 7 augustus 2023 gebleven en heeft verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling

3. De rechtbank heeft hiervoor de volgende motivering.
4. De rechtbank moet kijken of het besluit van CBR van 26 september 2023 op goede gronden is genomen. In dat besluit is eisers rijbewijs ongeldig verklaard vanwege drugsmisbruik.
5. Op grond van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (de Regeling) moet er een periode van één jaar voorbij zijn nadat iemand is gestopt met het drugsmisbruik. [1] Als dat zo is, kan iemand een herkeuring aanvragen en kan het CBR weer kijken of iemand een rijbewijs kan krijgen. Dat is een harde eis, vanwege de verkeersveiligheid.
6. Het eerste onderzoek [2] is uit januari 2023, en daarin is vastgesteld dat eiser niet geschikt was om te rijden wegens drugsmisbruik. Uit het tweede onderzoek uit juni 2023 blijkt hetzelfde, namelijk dat eiser niet geschikt was om te rijden vanwege drugsmisbruik. Beide onderzoeken zagen op het vaststellen van misbruik van drugs en de datum waarop dit is gestopt en gaan dus niet over de vraag of eiser sinds de stopdatum een jaar geen drugs heeft gebruikt. Verweerder was verplicht om het rijbewijs op grond van de genoemde onderzoeken ongeldig te verklaren. [3]
7. Omdat het gaat om het waarborgen van de verkeersveiligheid, kan afwijken van de Regeling en die periode van één jaar alleen in heel bijzondere omstandigheden. Onder die bijzondere omstandigheden vallen alleen situaties waar de minister geen rekening mee hield toen hij de regeling opstelde.
8. Het is niet gebleken dat in het geval van eiser sprake is van een dergelijk zeer uitzonderlijk geval. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet precies wist hoe het zat. Als eiser beter op de hoogte was geweest, had eiser geen gebruik gemaakt van zijn recht een tweede onderzoek te vragen, maar gewacht totdat de recidiefvrije periode voorbij was. Dan had eiser gelijk om een herkeuring gevraagd en had eiser minder kosten gemaakt. Ook heeft eiser zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. De rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden onvoldoende uitzonderlijk zijn om de regelgeving buiten toepassing te laten.
9. Verweerder heeft tijdens de zitting verteld dat hij de bloedtest bij de herkeuring (het derde onderzoek) niet heeft ontvangen. Daarom heeft verweerder op 24 april 2024 besloten dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft. Dit nieuwe besluit valt buiten deze zaak. Eiser kan bezwaar maken tegen dit besluit.
10. De rechtbank vindt daarom dat dat het bestreden besluit op goede gronden berust en in stand kan blijven.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024 door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie paragraaf 8.8. van de Regeling eisen geschiktheid 2000 en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994).
2.Zie artikel 132 Wvw 1994.
3.Zie artikel 134 Wvw 1994 en artikel 27 sub b van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.