ECLI:NL:RBDHA:2024:9076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
SGR 23/8312
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen oplegging Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer door CBR

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) waarbij een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) was opgelegd. Eiser was het niet eens met de inhoud van de strafbeschikking, maar had hiertegen geen verzet aangetekend. Het CBR had het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard omdat hij te laat had betaald voor de EMG. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat het besluit van het CBR op goede gronden was genomen. Eiser had de mogelijkheid om de feiten van de strafbeschikking aan te vechten, maar had dit nagelaten. De rechtbank concludeerde dat het CBR niet verplicht was om zelf onderzoek te doen naar de feiten, aangezien er al een onherroepelijke strafbeschikking was. Eiser had ook aangevoerd dat hij zijn rijbewijs kwijt was geraakt door een misverstand met de betaling, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet de onjuistheid van het besluit rechtvaardigde. De rechtbank benadrukte dat de gevolgen van het niet betalen van de cursus voor rekening van eiser kwamen en dat er geen onvoorziene omstandigheden waren die het besluit onterecht maakten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter D. Biever, in aanwezigheid van griffier E.J.C. Korbee.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8312
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.R. Rens),
en

het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder

(gemachtigde: drs. [naam] ).

Inleiding

1. Met het besluit van 11 augustus 2023 heeft verweerder eiser een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 27 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

3. De rechtbank heeft hiervoor de volgende motivering.
4. De rechtbank moet kijken of het besluit van het CBR van 27 oktober 2023 op goede gronden is genomen. In dat besluit heeft het CBR besloten dat eiser terecht een EMG opgelegd heeft gekregen. [1] Naar het oordeel van de rechtbank is dat besluit op goede gronden genomen.
5. Er zijn twee strafbeschikkingen, [2] waarbij de officier van justitie aan eiser boetes heeft opgelegd. Op grond van de wet moet het CBR uitgaan van deze strafbeschikkingen, nadat zij een melding hebben gekregen van de politie. [3]
6. Eiser is het niet eens met één van de feiten waarvoor een strafbeschikking is opgelegd. Als iemand het niet eens is met de inhoud van een strafbeschikking, moet die persoon daartegen in verzet bij de strafrechter. De strafrechter kan dan de feiten toetsen. Eiser heeft in de strafrechtelijke procedure de feiten waarop de overtreding van 10 september 2022 is gebaseerd, kunnen aanvechten. Eiser heeft dat niet gedaan. Het is niet aan het CBR om in een dergelijk geval zelf naar de feiten onderzoek te doen. Ook is het niet wenselijk dat dit onderdeel wordt van de toets van het CBR. De evenredigheidstoets strekt ook niet zover dat het CBR onderzoek moet doen naar de feiten, als er al een onherroepelijke strafbeschikking of vonnis is over die situatie.
8. Daarnaast heeft eiser erop gewezen dat hij zijn rijbewijs kwijt is. De rechtbank heeft vastgesteld dat dat komt omdat eiser (door een misverstand) niet op tijd heeft betaald voor de cursus. Verweerder had eiser wel geïnformeerd dat het indienen van bezwaar niet de betalingsverplichting opschort. Dat eiser is vergeten om te betalen en daardoor zijn rijbewijs is kwijtgeraakt, maakt niet dat het besluit dat hier aan de orde is, onjuist is. In dit besluit is immers alleen een educatieve maatregel opgelegd.
9. De rechtbank oordeelt dat er verder geen onvoorziene omstandigheden zijn, die het buiten toepassing laten van de Regeling rechtvaardigen. Eiser is zijn baan kwijtgeraakt doordat zijn rijbewijs ongeldig verklaard is. Meerdere mensen met een ongeldig rijbewijs overkomt dat en de wetgever erkent dat ook. Dat is echter het gevolg van het niet betalen van de cursus en niet van het bestreden besluit.
10. De rechtbank vindt daarom dat dat het bestreden besluit in stand kan blijven.
11 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024 door mr. D. Biever, rechter,
in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verweerder had een rijvaardigheidsonderzoek mogen opleggen, en ook de geldigheid van het rijbewijs van eiser kunnen schorsen. Verweerder heeft daar in dit geval niet voor gekozen, omdat ze de afgelopen jaren de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs een onevenredige belasting van de betreffende persoon vond, terwijl de meeste personen slaagden voor het rijvaardigheidsonderzoek. Verweerder heeft eiser daarom direct verplicht om mee te werken aan een EMG. Zie artikel 131 van de Wvw 1994 en artikel 23 lid 2 en bijlage 1, onder A, onderdeel IV van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).
2.Een strafbeschikking als bedoeld in artikel 257a van het Wetboek van Strafvordering.
3.Zie artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) en ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1120, r.o. 4.1.