ECLI:NL:RBDHA:2024:9072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
AWB 23/11724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet-betaling griffierecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker heeft een verzoek ingediend tegen een besluit van 22 september 2023, maar heeft het vereiste griffierecht van € 184,- niet betaald. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter legt uit dat het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening gepaard moet gaan met de betaling van griffierecht. De griffier van de rechtbank heeft verzoeker op 14 oktober 2023 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet op tijd is ontvangen en verzoeker geen geldige reden heeft gegeven voor de niet-betaling, is het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De voorzieningenrechter heeft geen inhoudelijke behandeling van het verzoek kunnen doen en er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/11724

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en

Onbekende verweerder, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 22 september 2023.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Verzoeker heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
2. Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:82, eerste lid, van de Awb. In dit geval is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoeker niets aan kan doen.
4. De griffier van de rechtbank heeft verzoeker op 14 oktober 2023 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat verzoeker het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De griffier van de rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Verzoeker heeft daar geen reden voor gegeven.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening is kennelijk niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening niet inhoudelijk behandelen. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.