ECLI:NL:RBDHA:2024:9025

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
SGR 23/442 en SGR 23/443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen Wijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden en belanghebbendheid van eisers

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken SGR 23/442 en SGR 23/443, waarin eisers beroep aantekenden tegen het Wijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden van de minister voor Natuur en Stikstof. De rechtbank heeft vastgesteld dat de formeel bevoegde rechtbank Gelderland had verzocht om de behandeling van de zaak, wat door de rechtbank Den Haag is geaccepteerd. Tijdens de zitting zijn eisers niet verschenen, terwijl de minister vertegenwoordigd was door een gemachtigde en de Vereniging Leefmilieu als derde-belanghebbende optrad. De rechtbank heeft de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is gebleken van hun belanghebbendheid in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat eisers niet hebben aangetoond dat zij rechtstreeks door het wijzigingsbesluit worden geraakt, en dat zij niet hebben gereageerd op verzoeken om hun belangen te verduidelijken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/442 en SGR 23/443
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaken tussen

[eiser 1] , uit [woonplaats 1] , eiser 1 (SGR 23/442)

[eiser 2] en [eiseres], uit [woonplaats 2] , eisers 2 (SGR 23/443)
samen: eisers
en

de minister voor Natuur en Stikstof, de minister

(gemachtigde: mr. R.H.M. Sipman).

Als derde-partij neemt aan de zaken deel: Vereniging Leefmilieu uit Nijmegen

(gemachtigde: mr. V. Wösten).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het Wijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden vanwege aanwezige waarden van de minister van 22 november 2022 (het wijzigingsbesluit).
1.2.
De formeel bevoegde rechtbank Gelderland heeft deze rechtbank gevraagd de zaak te behandelen, omdat de beroepen bij de rechtbank Den Haag zijn ingesteld. Deze rechtbank heeft hiermee ingestemd en dat bij brief van 7 april 2023 aan partijen meegedeeld.
1.3.
De minister heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Eisers zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen. Namens de minister is verschenen de gemachtigde, vergezeld door [naam] en mr. J.P. Brand. Vereniging Leefmilieu heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Overwegingen

3. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
4.1.
De rechtbank moet allereerst beoordelen of Vereniging Leefmilieu als derde-belanghebbende aan het geding kan deelnemen.
4.2.
Uit de statuten van Vereniging Leefmilieu, zoals weergegeven in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 juli 2017 [1] , blijkt dat zij, met inachtneming van het algemeen belang, tot doel heeft het handhaven dan wel bevorderen van een goed leefmilieu in de meest algemene zin van het woord en het behartigen van de belangen van haar leden op gebieden van leefmilieu, groen- en milieubeheer. Teneinde haar statutaire doel te bereiken verricht zij naast het voeren van procedures ook andere feitelijke werkzaamheden.
4.3.
Nu het wijzigingsbesluit gevolgen heeft voor het leefmilieu, de statuten van Vereniging Leefmilieu sinds de uitspraak van de Afdeling van 5 juli 2017 niet zijn gewijzigd en gelet op de daarin aangehaalde feitelijke werkzaamheden, die ook thans nog worden verricht, oordeelt de rechtbank dat Vereniging Leefmilieu belanghebbende is bij het bestreden besluit.
5.1.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of eisers aangemerkt kunnen worden als belanghebbenden bij het wijzigingsbesluit.
5.2.
Om als belanghebbende bij een besluit in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. In vaste jurisprudentie van de Afdeling [2] wordt als uitgangspunt gehanteerd: degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een omgevingsrechtelijke activiteit die een besluit toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
5.3.
Zonder nadere toelichting van eisers valt niet in te zien dat het wijzigingsbesluit waartegen zij beroep hebben ingesteld gevolgen voor hen zal hebben in de hiervoor bedoelde zin. Uit de beroepschriften van eisers valt niet op te maken of en in hoeverre de belangen van eisers worden geraakt door het wijzigingsbesluit. Niet duidelijk is geworden om welk Natura 2000-gebied het eisers gaat en ook is niet gebleken hoe zij door wijziging van de (instandhoudingsdoelstellingen van de) habitattypen en/of soorten geraakt worden in hun belangen. Eisers hebben niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om, naar aanleiding van de brief van de rechtbank van 7 april 2023, alsnog te onderbouwen om welk Natura 2000-gebied het hen gaat. Ook hebben zij niet gereageerd op de brief van de rechtbank van 15 mei 2024 waarin hen is verzocht om schriftelijk toe te lichten welk rechtstreeks belang zij bij het bestreden besluit hebben. Nu eisers zonder bericht van verhindering ook niet ter zitting zijn verschenen, is van belanghebbendheid als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb niet gebleken.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzitter, en mr. A.J. van der Ven en mr. R.S. Wijling, leden, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie o.m. de uitspraak van de Afdeling van 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1434, r.o. 11.