ECLI:NL:RBDHA:2024:90

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
09213046-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot doodslag met boksbeugel tijdens evenement

Op 3 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 juli 2023 te Den Hoorn, waar de verdachte, gewapend met een boksbeugel, een beveiliger, [slachtoffer 1], aanviel tijdens een evenement. De verdachte heeft [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht geslagen, terwijl deze weerloos op de grond lag, en heeft hem met de boksbeugel geslagen. Daarnaast heeft de zoon van de verdachte het slachtoffer ook geschopt en gestampt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn zoon gezamenlijk optraden en dat er sprake was van een nauwe samenwerking. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard door het geweld dat hij heeft toegepast. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot het betalen van een schadevergoeding van € 8.264,04 aan [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een agressiebeheersingsprogramma.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/213046-23
Datum uitspraak: 3 januari 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 13 november 2023 (pro forma) en 20 december 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Looijestijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.P.G. van der Weide naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 5 juli 2023 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (werkzaam als beveiliger), opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geschopt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 5 juli 2023 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] (werkzaam als beveiliger), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere jukbeenbreuken en/of een hersenschudding en/of een of meerdere gaten in het hoofd en/of loszittende tandimplantaten, heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te schoppen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 5 juli 2023 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (werkzaam als beveiliger), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geschopt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 5 juli 2023 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 primair, subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten. Voor zover van belang zal de rechtbank hierna nader uiteenzetten hetgeen de raadsman daartoe heeft gesteld en hierop ingaan. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen [1]
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten:
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 6 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 63-64):
Gisteren op woensdag 5 juli 2023 was ik werkzaam als beveiliger bij een evenement bij de [voetbalvereniging] aan de [adres 2] . Rond 22.45 uur kwam er ineens een man op mij afrennen. Ik hoorde dat de man zei: "Jij hebt mijn zoon aangeraakt!" Ik kan de man als volgt omschrijven: 190 cm lang; Antilliaan; lang rastahaar. Ik zei tegen de man dat ik niet wist waar hij het over had. Eén van de jongens uit het groepje zei tegen de man: "Hij was het!" Direct hierop begon de man mij te slaan. De eerste klap sloeg hij direct achter mijn rechteroor op de zijkant van mijn hoofd. Ik voelde direct een hevige pijnscheut op de plek. Door de klap ging viel ik gelijk op de grond. Ik had het idee dat hij mij met een boksbeugel sloeg, doordat de klap zo hard aankwam. Ik weet na de klap niet meer goed wat er verder is gebeurd. Ik zag op de grond veel bloed liggen. Uit de scan is gebleken dat ik een gebroken jukbeen heb aan de rechterkant van mijn gezicht. Ik heb ook meerdere gaten in mijn hoofd door de klap die ik heb gekregen
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 5 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 113-114):
Op 5 juli 2023 was ik bij de [voetbalvereniging] te Den Hoorn. Omstreeks 22:00 uur was het evenement afgelopen en wij liepen terug naar onze fietsen. Ik hoorde wat schermutseling achter mij en ik hoorde een man zeggen: Van mijn zoon afblijven, van mijn zoon afblijven! Ik zag dat er vermoedelijk zijn zoontje bij stond. Ik omschrijf die persoon als volgt: negroïde; tussen de 37 en 42 jaar oud; lang rastahaar in een netje; donkere kleding. Ik zag dat er een beveiliger op de grond lag met een bebloed hoofd. Ik zag de genoemde man hierbij staan. Ik liep naar de man toe en zei tegen die man dat hij rustig aan moest doen. Ik hoorde dat hij zei: Mijn zoon, mijn zoon! Ik stond ongeveer een meter van hem vandaan. Ik herhaalde dat hij rustig moest doen. Ik maakte ook handgebaren dat hij rustig moest doen. Uit het niets zag ik en voelde ik dat de man twee keer tegen mij aansloeg. Ik voelde namelijk dat hij tegen mijn rechterwang aansloeg. Ik voelde hierna een korte pijn ter hoogte van mijn rechterwang en kaak.
3. Het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden [voetbalvereniging] ), opgemaakt op 8 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 98-99):
Vanuit de voetbalvereniging [voetbalvereniging] is een beveiligingscamera op het toegangshek geplaatst, waarbij alles wat daar en in de directe omgeving plaatsvindt wordt opgenomen en bewaard. De camerabeelden lopen van start 22:47:36 uur tot de eindtijd 22:48:26 uur. Op deze uitgekeken camerabeelden is de beveiliger, ook aangever en slachtoffer [slachtoffer 1] , te zien terwijl hij naast het toegangshek van het sportterrein staat. Op deze camerabeelden is te zien dat de verdachte om 22:47:43 uur komt aanrennen in het gezelschap van een donkergekleurde jongen met een wit T-shirt en zwart sportjasje aan. Om 22:47:51 uur is te zien dat de verdachte de beveiliger bij het hek direct aanvalt en beetpakt. Er is te zien dat er een worsteling tussen beiden ontstaat. Verder is te zien dat om 22:47:55 uur de verdachte met een harde klap met zijn rechtervuist de aangever tegen het hoofd slaat en dat deze daardoor achterover op de grond valt en dat de verdachte hierop nog enkele harde klappen met zijn rechtervuist op het hoofd van de aangever geeft. Aangever blijft roerloos op de grond liggen tijdens deze klappen. Ook is te zien dat om 22:47:56 dat de jongen, waarmee de verdachte bij de beveiliger aan het toegangshek aankwam, deze beveiliger een aantal keren tegen het hoofd schopt en ook met de hak van zijn schoen op het hoofd van de aangever stampt. Tevens is te zien dat er om 22:48:02 uur enkele omstanders proberen het mishandelen te laten stoppen en er is ook te zien dat een van deze omstanders, een man in een witte jas, van de verdachte een klap krijgt, waardoor hij op de grond valt. Om 22:48:19 uur is te zien dat genoemde man met de witte jas nogmaals een klap krijgt van de verdachte.
4. Geschriften, te weten: geneeskundige verklaring van 7 juli 2023 en Medische Overdracht SEH, voor zover inhoudende (p. 85-87):
Achternaam: [slachtoffer 1] ; voornamen: [slachtoffer 1]
Uitwendig waargenomen letsel: fractuur jukbeen aangezicht (hersenschudding).
Is er sprake van uitwendig bloedverlies? Ja.
Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht. 5/7/’23.
Operatie door kaakchirurg volgt.
Geschatte duur van de genezing: maanden.
Forse hematomen rechterzijde hoofd. Drietal barstwondjes rechts temporaal. Aangezicht: zwelling tpv met name rechter zygoma, tweetal kleine snijwondjes aldaar.
Aanvullend onderzoek. CT-aangezicht: multipele fracturen van het rechter zygoma.
Diagnose: fractuur van aangezichtsbeenderen.
5. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 24 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 29-31):
Ik gaf de man die door [betrokkene] aangewezen was een klap. Ik gaf deze man een stomp met mijn linkerhand en zag dat deze man op de grond terechtkwam. Ik heb de man terwijl hij op de grond lag nog een aantal stompen op zijn hoofd gegeven. Ik denk dat ik 7 keer geslagen heb.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 20 december 2023, voor zover inhoudende:
Ik ben degene die op de camerabeelden van 5 juli 2023 te zien is bij [voetbalvereniging] , samen met mijn zoon [betrokkene] . Hij belde mij op. Ik ben direct ernaartoe gegaan met de auto. Ik had een boksbeugel in mijn vestzak. Ik zag mijn zoon. Hij heeft [slachtoffer 1] aangewezen. Ik heb mijn vingers door de boksbeugel gedaan en [slachtoffer 1] geslagen. Toen [slachtoffer 1] eenmaal op de grond lag, heb ik hem misschien nog wel 7 keer geslagen met behulp van de boksbeugel in mijn hand. Ik heb [betrokkene] één schop zien geven, toen heb ik hem gelijk weggetrokken.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair (medeplegen poging tot doodslag)
Om tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag te komen dient de rechtbank vast te stellen dat verdachtes opzet op de dood van het slachtoffer was gericht. Uit het dossier en de behandeling op zitting is niet gebleken dat de verdachte de intentie had om het slachtoffer te doden. Nu in dit verband geen sprake is van ‘vol opzet’, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verdachte dan wel voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
Voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Gelet op de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting komt de rechtbank tot het oordeel dat de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer aanwezig was.
De rechtbank acht hiertoe de volgende feiten en omstandigheden redengevend. Allereerst kan worden vastgesteld dat de verdachte met kracht het slachtoffer in het gezicht heeft geslagen met een tot vuist gebalde hand waarin zich bovendien een boksbeugel bevond. De verdachte heeft zelf verklaard dat het slachtoffer na de eerste klap op de grond viel en daar bleef liggen en dat hij het slachtoffer vervolgens nog zo’n zeven keer harde stompen met de boksbeugel in het gezicht heeft gegeven. Terwijl de verdachte deze vuistslagen aan het slachtoffer uitdeelde, schopte de zoon van de verdachte tussendoor met zijn geschoeide voet een aantal malen tegen het hoofd van het slachtoffer. Ook stampte de zoon van de verdachte met de hak van zijn schoen op het hoofd van het slachtoffer.
Uit de geneeskundige verklaring volgt dat het slachtoffer als gevolg van dit handelen een gebroken jukbeen heeft opgelopen. Ook heeft het slachtoffer diverse verwondingen en (forse) bloeduitstortingen opgelopen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een bijzonder kwetsbaar deel van het lichaam is. Wanneer fors geweld op het hoofd wordt toegepast, bijvoorbeeld door daar met kracht en herhaaldelijk met een hard voorwerp tegenaan te slaan en met geschoeide voet tegenaan te schoppen, bestaat de aanmerkelijke kans dat ernstig schedel en/of hersenletsel wordt toegebracht met (uiteindelijk) de dood tot gevolg. Nu dit een algemene ervaringsregel betreft, moet ook de verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest.
De hiervoor beschreven aaneenschakeling van geweldshandelingen van zowel de verdachte als zijn zoon moeten naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank slaat daarbij in het bijzonder acht op de omstandigheid dat sprake is geweest van een explosieve geweldsuitbarsting van zowel de verdachte als van zijn zoon, mede gelet op de intensiteit en hevigheid waarmee dit geweld werd toegepast. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat het slachtoffer nadat hij op de grond was terechtgekomen weerloos met zijn hoofd op de grond lag en geen gelegenheid had om de klappen te kunnen ontwijken. De verdachte en zijn zoon bleven desondanks geweld uitoefenen op het hoofd van het slachtoffer.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verdachte en zijn zoon door hun handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer hebben aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat de verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. Zo heeft de verdachte zich ook na het gebeuren niet bekommerd om het slachtoffer dat nog steeds weerloos op de grond lag.
Medeplegen
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het medeplegen wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn zoon, die met name blijkt uit de gezamenlijke uitvoering op het moment dat het slachtoffer weerloos op de grond lag.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 2 (mishandeling):
[slachtoffer 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij twee keer door de verdachte is geslagen toen hij de verdachte tot rust probeerde te brengen. De verdachte stond op dat moment naast de beveiliger die met een bebloed hoofd op de grond lag. Deze verklaring wordt ondersteund door het relaas van de politie met betrekking tot de camerabeelden. De politie relateert hierin dat zij ziet dat een man in een witte jas tweemaal door de verdachte wordt geslagen. Gelet op het feit dat deze man de enige omstander is die op dat moment door de verdachte werd geslagen, gaat de rechtbank ervan uit dat het niet anders kan dan dat aangever [slachtoffer 2] de man in de witte jas is geweest die door de verdachte tweemaal werd geslagen.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij, op 5 juli 2023 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (werkzaam als beveiliger), opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer 1] in het gezicht, heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
- die [slachtoffer 1] vervolgens meermalen in het gezicht, heeft geslagen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag en
- die [slachtoffer 1] meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op 5 juli 2023 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd te slaan.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd, inhoudende dat aan de verdachte, mede gelet op de bepleite vrijspraken, geen langere (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf dient te worden opgelegd dan voor de duur van 12 maanden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op een beveiliger bij een evenement van een voetbalvereniging. De verdachte, gewapend met een boksbeugel, heeft het slachtoffer hiermee in zijn gezicht gestompt. Toen het slachtoffer vervolgens weerloos op de grond lag heeft de verdachte opnieuw (en meermalen) in het gezicht van het slachtoffer gestompt, terwijl zijn zoon meermalen tegen het hoofd van het slachtoffer trapte en eenmaal zelfs hierop stampte met de hak van zijn schoen. Door zo te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en pijn en letsel toegebracht.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan mishandeling van een omstander die hem juist tot rust probeerde te brengen. Ook op diens lichamelijke integriteit heeft de verdachte inbreuk gemaakt en zodoende pijn en letsel toegebracht.
De rechtbank vindt het bijzonder kwalijk dat de verdachte zich, na het telefoontje van zijn zoon, met spoed naar het terrein van de voetbalvereniging heeft begeven en zich daar, zonder ook maar een moment na te gaan wat er daadwerkelijk was voorgevallen met zijn zoon, direct op het slachtoffer heeft gestort. Hij heeft daarbij doelbewust een boksbeugel gedragen, waaruit de rechtbank opmaakt dat de verdachte van plan was om het slachtoffer te slaan en niet dat hij, zoals hij zelf heeft verklaard, de intentie had om te praten met de persoon die zijn zoon zou hebben aangeraakt. Het incident heeft zich in het openbaar afgespeeld aan het einde van een evenement van de voetbalvereniging, waardoor veel bezoekers, waaronder veel kinderen, ongewild getuige zijn van het geweld geweest. De verdachte heeft hier op geen enkel moment oog voor gehad en is enkel bezig geweest met zijn eigen boosheid. De rechtbank rekent hem dit aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 oktober 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld wegens misdrijven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 9 november 2023. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringscontact en het volgen van een interventie agressiebeheersing. Hoewel de verdachte spijt heeft betuigd van zijn handelen, acht de reclassering het zinvol dat de verdachte meer inzicht krijgt in zijn eigen gedrag en het beheersen hiervan om het recidiverisico te beperken. De reclassering acht in dit verband bovendien Herstelbemiddeling Perspectief geïndiceerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij open staat voor begeleiding door de reclassering en het volgen van een training. Ook wil de verdachte meewerken aan herstelbemiddeling.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank zal echter een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf met name gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en gewicht toegekend aan de proceshouding van de verdachte. Op de zitting heeft hij getoond te beseffen dat zijn gedrag onacceptabel is geweest en oprecht begaan te zijn met het lot van het slachtoffer.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank hoopt op deze wijze te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor het gebrek aan agressiebeheersing van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 8.264,04, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 5.537,04 aan materiële schade en € 2.727,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 8.264,04, bestaande uit € 5.537,04 aan materiële schade en € 2.727,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 juli 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 8.264,04, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2:
mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, gevestigd: Marconistraat 2 te Rotterdam, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan een gedragsinterventie, te weten i-Respect of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing, te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan hem worden gegeven;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe, een bedrag van € 8.264,04, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 juli 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.264,04 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 juli 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 76 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 127). De inhoud hiervan is steeds zakelijk weergegeven.