ECLI:NL:RBDHA:2024:8961
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. U.H. Hansma, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'humanitair tijdelijk', welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het bezwaar van verzoeker tegen deze afwijzing werd op 24 oktober 2023 ongegrond verklaard, waarna verzoeker beroep instelde en tevens vroeg om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 februari 2024 behandeld, samen met een andere zaak. In de uitspraak van dezelfde dag, zaaknummer NL23.35563, werd het beroep van verzoeker behandeld. Aangezien de rechtbank in die uitspraak al een beslissing had genomen, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.750,-. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met inachtneming van de geldende punten en waarden. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier mr. Y. van Wijk, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.