ECLI:NL:RBDHA:2024:8960
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden in het kader van mensenhandel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'humanitair tijdelijk' beoordeeld. Eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, had op 1 maart 2023 aangifte gedaan van mensenhandel, maar zijn aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt het beroep samen met een verzoek om een voorlopige voorziening op 15 februari 2024.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en het systeem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het beleid van de staatssecretaris, dat het M55-formulier pas als aanvraag aanmerkt op het moment dat deze door de politie of de KMar is doorgestuurd, niet in overeenstemming is met de Awb. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser op basis van de datum van aangifte (1 maart 2023) moet worden beoordeeld, en niet op de datum van ontvangst door de IND.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de datum van aangifte als aanvraagdatum moet worden aangemerkt. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige behandeling van aanvragen van slachtoffers van mensenhandel en de rol van tijdigheid in het besluitvormingsproces.