Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdelingenbewaring van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd op 3 april 2024. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, was in vreemdelingenbewaring gesteld op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring op 15 april 2024 opgeheven, omdat eiser die dag om 06.55 uur is uitgezet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de rechtmatigheid van de bewaring en verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 april 2024, waarbij de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet. De rechtbank heeft zich beperkt tot de vraag of de bewaring onrechtmatig was en of eiser recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat de zware gronden voor de bewaring, zoals het ontbreken van een geldig reisdocument en het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de Staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring.
De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wijst het beroep van eiser ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 29 april 2024.