Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdelingenbewaring van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd op 2 april 2024. Eiser, die stelt de Roemeense nationaliteit te bezitten, heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring, die op 11 april 2024 door de staatssecretaris is opgeheven. De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft zich in deze uitspraak gericht op de rechtmatigheid van de bewaring en de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding. De staatssecretaris had de bewaring gerechtvaardigd op basis van een concreet aanknopingspunt voor een overdracht onder de Dublinverordening en het risico dat eiser zich aan toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden voor de bewaring niet heeft betwist en dat de motivering van de staatssecretaris voldoende was om de maatregel te dragen.
De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of de bewaring op enig moment onrechtmatig was en concludeert dat dit niet het geval is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 april 2024 en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.