ECLI:NL:RBDHA:2024:8913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
23/6377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag studiefinanciering voor EU-burger met detacheringsovereenkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een EU-burger woonachtig in Duitsland, tegen de afwijzing van haar aanvraag om studiefinanciering voor de periode van juni 2023 tot en met december 2023. De aanvraag was eerder goedgekeurd voor de periode van januari 2023 tot en met mei 2023, maar verweerder, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, heeft de aanvraag afgewezen op basis van het oordeel dat eiseres na mei 2023 niet langer als migrerend werknemer kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 mei 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig waren.

Eiseres had een detacheringsovereenkomst met Randstad die eindigde op 21 mei 2023. Na deze datum heeft zij geen recht op studiefinanciering, volgens verweerder, omdat zij niet meer voldeed aan de voorwaarden voor migrerend werknemerschap. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat de motivering van het bestreden besluit ondeugdelijk was en dat zij recht had op studiefinanciering op basis van haar arbeidsverleden en de nieuwe arbeidsovereenkomst die zij op 17 augustus 2023 had afgesloten.

De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag op zorgvuldige wijze had beoordeeld en dat de afwijzing op goede gronden was genomen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de eisen voor migrerend werknemerschap na de afloop van haar detachering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of teruggave van griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6377

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.S. Folsche),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigden: mr. N. Fazli en mr. H. Bouhuys).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om studiefinanciering over de maanden juni 2023 tot en met december 2023.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 2 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2024 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig de gemachtigden van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde waren met bericht niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is een burger van de Europese Unie en woont in Duitsland. Zij heeft niet de Nederlandse nationaliteit. Eiseres studeert aan een Nederlandse onderwijsinstelling.
3. Eiseres heeft werkzaamheden in loondienst verricht op basis van een detacheringsovereenkomst met Randstad. Deze overeenkomst ging in op 21 november 2022, waarbij was bepaald dat deze na zes maanden van rechtswege zou eindigen, en duurde daarom tot 21 mei 2023.
4. Op 30 december 2022 heeft eiseres studiefinanciering aangevraagd.
5. Verweerder heeft deze toegekend voor de periode januari 2023 tot en met mei 2023, maar niet voor de daarop volgende maanden. Volgens verweerder kon eiseres vanaf juni 2023 niet langer als migrerend werknemer worden aangemerkt.
Wat vindt eiseres in beroep?
6. In de eerste plaats vindt eiseres de motivering van het bestreden besluit ondeugdelijk en de totstandkoming onzorgvuldig. Verweerder hanteert bij het vaststellen van migrerend werknemerschap een ontoelaatbare urennorm van 56 uur. Bovendien is verweerder eraan voorbijgegaan dat eiseres, op grond van haar arbeidsverleden en omdat zij zich als werkzoekende zou inschrijven, de status van migrerend werknemer kon behouden.
7. Daarnaast heeft eiseres vanaf 17 augustus 2023 een nieuwe arbeidsovereenkomst met Randstad, die loopt tot maart 2024. Ook na mei 2023 is eiseres dus reële en daadwerkelijke arbeid blijven verrichten en dient zij te worden aangemerkt als migrerend werknemer.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. Een Unieburger die in Nederland studeert en kan worden aangemerkt als migrerend werknemer [1] , komt in aanmerking voor studiefinanciering. [2] De vraag die in deze zaak voorligt, is of verweerder op zorgvuldige wijze en op goede gronden tot het oordeel is gekomen, dat eiser na mei 2023 niet heeft voldaan aan de daarvoor geldende eisen.
9. Bij de toetsing of sprake is van migrerend werknemerschap, geldt als kernvereiste dat reële en daadwerkelijke arbeid wordt verricht, die niet van zo geringe omvang is dat het om marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat. De Unieburger die na afloop van een tijdelijke arbeidsovereenkomst onvrijwillig werkloos is geworden en zich als werkzoekende heeft ingeschreven, mag de status van migrerend werknemer ten minste zes maanden behouden. [3]
10. Verweerder heeft het recht op studiefinanciering beoordeeld op basis van de individuele omstandigheden van het geval. Hierbij zijn de objectieve criteria en omstandigheden die te maken hebben met de aard van de betrokken werkzaamheden en de betrokken arbeidsverhouding, in hun geheel beoordeeld. Hoewel verweerder in het bestreden besluit heeft verwezen naar een onjuist urencriterium van 56 uur, heeft dit criterium bij verweerders inhoudelijke beoordeling verder geen rol gespeeld en ligt het dus ook niet ten grondslag aan het bestreden besluit. Verweerder heeft de juiste toetsingsmaatstaf gehanteerd.
11. Uit de stukken blijkt dat de detacheringsovereenkomst is ingegaan op 21 november 2022 en zes maanden duurde tot en met 21 mei 2023. Na die datum is de overeenkomst van rechtswege geëindigd.
12. Na bekendmaking van het bestreden besluit heeft eiseres aan verweerder een stuk toegezonden van 17 augustus 2023, getiteld “bevestiging van detachering”. Daarin is vastgelegd, dat eiseres tot de vermoedelijke einddatum van 10 maart 2024 wordt gedetacheerd en vanaf 18 september 2023 loon verdient. De rechtbank stelt vast, dat deze nadere informatie geen betrekking heeft op de situatie ten tijde van het bestreden besluit. Verweerder kon daar geen rekening mee houden. Dat eiseres in bezwaar heeft gesteld dat werknemersrechten werden opgebouwd, maakt dat niet anders. Dit houdt onvoldoende verband met de totstandkoming van de nieuwe detacheringsovereenkomst. Uit het arbeidsverleden van eiseres kan niet worden opgemaakt dat zij haar status van migrerend zou kunnen behouden; verweerder hoefde daaraan geen betekenis toe te kennen in de motivering van het bestreden besluit.
13. De mededeling van eiseres, dat zij zich ging inschrijven als de eerdere detacheringsovereenkomst niet zou worden verlengd, kan evenmin leiden tot het behoud van migrerend werknemerschap. Verweerder kon hier alleen uit opmaken, dat eiseres zich hiervoor zou gaan inspannen. Naar de feitelijke situatie op het moment van het bestreden besluit was eiseres niet als werkzoekende ingeschreven. Aan deze mededeling hoefde verweerder dus geen betekenis toe te kennen in de motivering.
14. Verweerder heeft het bestreden besluit dan ook op goede gronden en op zorgvuldige wijze genomen.
15. Op zitting heeft verweerder meegedeeld op basis van de nieuw overgelegde stukken bereid te zijn alsnog studiefinanciering toe te kennen voor de periode juni 2023 tot en met augustus 2023. Verder wordt er weer studiefinanciering toegekend voor 2024. Er is een gat in de inschrijving geweest, waardoor er voor september 2023 tot en met december 2023 geen recht op studiefinanciering is.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding of teruggave van griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 45 van het Verdrag betreffende van de Werking van de Europe Unie (VWEU).
2.Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf).
3.Artikel 7, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de Europese Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor burgers van de Unie en hun familieleden (Richtlijn 2004/38/EG).