In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 21 mei 2024, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2023. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die de uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleegzorgvoorziening voorstelt. De rechtbank heeft eerder, op 22 februari 2024, al een ondertoezichtstelling en een tijdelijke machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 22 mei 2024 afloopt. De moeder van [minderjarige] is het oneens met de uithuisplaatsing en heeft verschillende verzoeken ingediend, waaronder het uitbreiden van de omgang met haar kind en het vervangen van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2024 is gebleken dat de situatie van de moeder problematisch is, met acute stressreacties die haar vermogen om voor [minderjarige] te zorgen beïnvloeden. De rechtbank concludeert dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft, omdat de moeder momenteel niet de stabiliteit kan bieden die [minderjarige] nodig heeft. De rechtbank wijst de verzoeken van de moeder af, waaronder het verzoek om de omgang te hervatten en de gecertificeerde instelling te vervangen. De rechtbank benadrukt het belang van contact tussen de moeder en [minderjarige], maar stelt dat de omstandigheden van de uithuisplaatsing dit momenteel beperken. De beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, is uitvoerbaar bij voorraad en geldt tot 22 augustus 2024.