Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Ambtshalve toetsing
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die op 25 april 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, was in vreemdelingenbewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding indiende. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring op 10 mei 2024 opgeheven, maar de rechtbank moest nog beoordelen of de bewaring voorafgaand aan de opheffing rechtmatig was.
Tijdens de zitting op 21 mei 2024 hebben de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring had gemotiveerd op basis van de openbare orde en het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft de gronden van de bewaring niet betwist, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat de maatregel rechtmatig was. De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of de bewaring op enig moment onrechtmatig was, maar heeft dit niet kunnen vaststellen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt, in aanwezigheid van griffier S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 4 juni 2024. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.