ECLI:NL:RBDHA:2024:8898
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zich in deze procedure liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. D. van Hout.
De verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 23 april 2024, maar de verzoeker was niet verschenen, ondanks dat hij hiervan op de hoogte was gesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening samen met een andere zaak, NL24.13649, behandeld.
In de uitspraak van dezelfde dag in de andere zaak is door de rechtbank al een beslissing genomen op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 26 april 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.