ECLI:NL:RBDHA:2024:8885

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
24-7933
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit wegens onvoldoende onderbouwing van vervolgingsrisico

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 26 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 februari 2024 is afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over problemen in Algerije vanwege een geldlening die hij niet kon terugbetalen, niet geloofwaardig acht. Eiser heeft onvoldoende gedetailleerde verklaringen en bewijsstukken overgelegd om zijn relaas te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen reëel gevaar voor eiser bestaat bij terugkeer naar Algerije. De medische informatie die eiser heeft overgelegd, is niet recent en biedt geen aanleiding voor een ander oordeel.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt vast dat er geen gebrek is in de motivering of het onderzoek van de staatssecretaris. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, en is op 27 maart 2024 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.7933
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. G. Ocak),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: M. Gundogdu).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1995]. Hij heeft op 26 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 22 februari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank acht het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser stelt dat hij in Algerije problemen heeft vanwege een geldlening die hij niet kon terugbetalen. Hij vreest voor de persoon die hem de lening heeft verstrekt.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris acht wel geloofwaardig dat eiser een lening is aangegaan, maar niet dat hij daardoor voor vervolging heeft te vrezen of anderszins een reëel gevaar loopt in Algerije. Er zijn volgens de staatssecretaris ook geen medische redenen om eiser rechtmatig verblijf in Nederland te verlenen.
Overwegingen van de rechtbank
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris de verklaringen omtrent de problemen vanwege de geldlening vaag en summier mogen achten. Eiser stelt problemen te hebben ondervonden vanwege het niet terug kunnen betalen van de lening, maar de staatsecretaris mocht oordelen dat hij is daar zeer oppervlakkig over heeft verklaard. Eiser heeft immers verklaard dat zij elkaar al kenden, dat er respect was tussen hen beiden, maar dat er vrijwel meteen bedreigingen waren nadat eiser het eerste deel niet terugbetaalde. Te meer omdat eiser heeft gesteld dat hij problemen had, waaronder een ziekenhuisopname, waardoor hij niet kon terugbetalen. Gezien de verklaring over wederzijds respect mocht de staatssecretaris meer diepgaande verklaringen verwachten over deze omslag bij de buurman [A].
7. Ook mocht de staatssecretaris oordelen dat de verklaringen over de oorzaak van de gestelde rechtszaken (zoals de woningdiefstal) en de mishandeling te summier zijn om aannemelijk te achten dat deze [A] overal achter zat. Eiser vermoedt of denkt dit, maar de staatssecretaris mocht oordelen dat meer gedetailleerde verklaringen nodig zijn om een en ander aannemelijk te achten. Dat eiser dit denkt of vermoedt omdat [A] een (invloed)rijke persoon of zijn enige vijand zou zijn, is hiervoor te weinig.
8. Hierbij mocht de staatssecretaris eiser ook tegenwerpen dat eiser deze gestelde omstandigheden niet met documenten heeft onderbouwd. Eiser heeft immers verklaard dat er documenten zijn onder andere over (de) rechtszaken, de behandeling aan verwondingen en de klacht die zijn broer bij de politie heeft ingediend, maar hij heeft hierover niets overgelegd. Nu het om de kern van eisers relaas gaat mocht de staatssecretaris van eiser dergelijke onderbouwing verlangen of daadwerkelijk overtuigende verklaringen waarmee eisers relaas aannemelijk zou kunnen worden. Uit de stelling dat eisers broer documenten over de klacht kon regelen, maar deze toch niet zijn overgelegd, mocht de staatsecretaris afleiden dat dit verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het relaas.
9. Nu een en ander ontbreekt heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ongeloofwaardig is dat eiser problemen heeft gekregen omdat hij een geldlening niet kon terugbetalen.
10. Gezien het vorenstaande is er ook geen aanleiding om te veronderstellen dat eiser bij terugkeer naar Algerije een reëel gevaar loopt. Er is ook geen actuele medische informatie die daartoe leidt. Eiser heeft weliswaar longfoto’s opgestuurd en gesteld dat hij medische behandeling wil in Nederland, maar nergens blijkt uit dat eiser noodzakelijkerwijs behandeld moet worden en dat Nederland hiervoor het meest aangewezen land is. Ook is niet gebleken dat zijn medische situatie urgent is of anderszins eraan in de weg staat dat eiser het land verlaat. De medische informatie is uit 2019, eiser is in 2020 uit Algerije vertrokken en hij heeft sindsdien jarenlang met name in Frankrijk maar ook in Zwitserland geleefd en gewerkt. Van enige spoedeisendheid of dreigende onomkeerbare achteruitgang van zijn situatie blijkt niet. Er was voor de staatsecretaris onder deze omstandigheden geen aanleiding voor een nader onderzoek.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Er is geen sprake van een gebrek in de motivering of in het onderzoek. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.