ECLI:NL:RBDHA:2024:8857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
FT RK 24-429
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging afkoelingsperiode in akkoordprocedure ex artikel 376 Faillissementswet

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 juni 2024, is het verzoek van verzoekster, een besloten vennootschap, om verlenging van de afkoelingsperiode in het kader van een akkoordprocedure ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster belangrijke vooruitgang heeft geboekt in de voorbereiding van het akkoord, waaronder de afronding van de jaarrekening over 2023 en het bereiken van overeenstemming met de verhuurder over een tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst. Verzoekster heeft ook een goedkoper huurpand gevonden, wat leidt tot aanzienlijke kostenbesparingen, en heeft plannen om het personeelsbestand verder te reduceren.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende processtukken, waaronder eerdere beschikkingen en verzoekschriften. Tijdens de behandeling op 28 mei 2024 zijn de indirect bestuurder van verzoekster en haar advocaat gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van de schuldeisers niet wezenlijk worden geschaad door de verlenging van de afkoelingsperiode, en dat de kans op een hogere uitkering aan schuldeisers bij een succesvolle herstructurering groter is dan bij een faillissement.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verlenging van de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming van verzoekster voort te zetten tijdens de onderhandelingen over het akkoord. De rechtbank heeft het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode met drie maanden, van 13 mei 2024 tot 13 augustus 2024, toegewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventie – meervoudige kamer
afkondigen verlenging afkoelingsperiode
rekestnummer: FT RK 24-429
uitspraakdatum: 7 juni 2024
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) in de besloten akkoordprocedure van:
[verzoekster] B.V.
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. J.J.F. van de Voort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 13 maart 2024 waarin een afkoelingsperiode is afgekondigd voor een periode van twee maanden, ingaande op 13 maart 2024;
- de akte ‘uitlating voortgang’ van 13 april 2024 van verzoekster;
- het verzoekschrift ex artikel 376 lid 5 Fw met bijlagen van 12 mei 2024, op 12 mei 2024
per Zivver ontvangen;
- de e-mail van 21 mei 2024 van de rechtbank met het verzoek om aanlevering van nadere informatie;
- de e-mail van 23 mei 2024 van verzoekster.
1.2.
Het verzoek is op 28 mei 2024 in raadkamer behandeld en nader toegelicht. Ter zitting zijn,
door middel van een video-verbinding, verschenen en gehoord:
- mevrouw [naam] , (indirect) bestuurder van verzoekster;
- mr. J.J.F. van de Voort, advocaat van verzoekster.
1.3.
De uitspraak is bepaald op 7 juni 2024.

2.Het verzoek

2.1.
Verzoekster verzoekt om verlenging van de afkoelingsperiode met drie maanden, van 13 mei
2024 tot 13 augustus 2024. Zij heeft ter onderbouwing daarvan het volgende aangevoerd.
2.2.
Sinds het afkondigen van de afkoelingsperiode is belangrijke vooruitgang geboekt bij de
voorbereiding van het akkoord. Verzoekster heeft de jaarrekening over 2023 afgerond en
vastgesteld. Daarnaast is verzoekster erin geslaagd met de verhuurder overeenstemming te bereiken over een tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst per 1 augustus 2024 en heeft zij een goedkoper huurpand in de buurt gevonden, wat een aanzienlijke besparing oplevert in de kosten. Ook is besloten tot het nog verder reduceren van het personeelsbestand, waardoor de loonkosten zullen dalen.
2.3.
Verzoekster heeft aan de Belastingdienst en haar handelsagent [bedrijfsnaam] v.o.f. een akkoord voorgelegd en aan hen gevraagd uiterlijk 1 juni 2024 aan te geven of zij met het aanbod instemmen. Als fixatiedatum van de schuldpositie hanteert verzoekster 6 maart 2024,
de datum waarop haar handelsagent opgave heeft gedaan van haar vordering.
Verzoekster heeft gemotiveerd waarom zij haar overige schuldeisers buiten het akkoord wil
houden. Verzoekster verwacht het met het akkoord gemoeide totaalbedrag van € 52.925,71 uit
haar cashflow van de komende maanden te kunnen voldoen, zo nodig aangevuld met een
familielening.
2.4.
De feiten en omstandigheden die aan de beslissing tot afkondiging van de afkoelingsperiode
ten grondslag hebben gelegen doen zich nog steeds voor. Verzoekster geeft aan dat het belang bij de verzochte afkoelingsperiode nog steeds aanwezig is, gelet op de vrees voor beslaglegging door [bedrijfsnaam] v.o.f., met alle gevolgen van dien voor de bedrijfsvoering.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid
3.1.
Nu de rechtbank zich in het kader van deze akkoordprocedure buiten faillissement eerder
(relatief) bevoegd heeft verklaard, is zij gelet op artikel 369 lid 8 Fw eveneens bevoegd kennis
te nemen van het voorliggende verzoek.
Verlenging afkoelingsperiode
3.2.
Verzoekster heeft tijdig, dat wil zeggen vóórdat de lopende afkoelingsperiode was verstreken,
om verlenging van de afkoelingsperiode verzocht. De rechtbank overweegt dat voor een
verlenging van de gelaste afkoelingsperiode niet noodzakelijk is dat zij over de verzochte
verlenging beslist voordat de termijn van de eerder gelaste afkoelingsperiode is verstreken.
Noodzakelijk en voldoende is dat voorafgaand aan het aflopen van de eerdere gelaste
afkoelingsperiode een verzoek tot verlenging is ingediend. De rechtbank kan dan (bij toewijzing van het verzoek) die eerdere gelaste afkoelingsperiode verlengen, waarbij de
verlenging direct aansluit op de eerdere gestelde termijn. Verzoekster is ontvankelijk in
haar verzoek.
Belangrijke vooruitgang geboekt
3.3.
Ingevolge artikel 376 lid 5 Fw moet de rechtbank beoordelen of aannemelijk is gemaakt dat belangrijke vooruitgang is geboekt bij de totstandkoming van het akkoord. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. Verzoekster heeft de jaarrekening over 2023
alsmede overzichten van de liquiditeitswaarde en liquiditeitsprognoses vastgesteld en heeft een akkoord aangeboden. Zij heeft toegelicht welke schuldeisers buiten het akkoord worden gehouden, een stemtermijn bepaald en de financiering toegelicht. Haar accountant is, mede op verzoek van de Belastingdienst, bezig met de vaststelling van de reorganisatiewaarde. Alhoewel die waarde dus nog ontbreekt en de financiering van het akkoord naar het oordeel van de rechtbank nader moet worden uitgewerkt en geconcretiseerd, stelt de rechtbank vast dat sprake is van voldoende (belangrijke) vooruitgang.
Noodzakelijkheid en belangen schuldeisers
3.4.
Bij de behandeling van het verzoek is summierlijk gebleken dat verlenging van de
afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de
voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten.
Verzoekster heeft de nog immer bestaande dreiging van executiemaatregelen door haar
voormalig handelsagent voldoende toegelicht.
3.5.
Ook is summierlijk gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de
gezamenlijke schuldeisers van verzoekster bij verlenging van de afkoelingsperiode zijn gediend. Uit de onderbouwde stellingen van verzoekster volgt dat – indien de herstructurering slaagt – een hogere uitkering aan schuldeisers zal volgen dan ingeval van een faillissement en dat een faillissement zonder totstandkoming van een akkoord waarschijnlijk onafwendbaar zal zijn.
3.6.
Daarnaast is duidelijk dat de schuldeisers niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. Uit de door verzoekster overgelegde stukken, waaronder de liquiditeitsprognose, blijkt dat zij haar lopende verplichtingen kan voldoen gedurende de periode van de verzochte verlenging. Daarbij merkt de rechtbank op dat verzoekster sinds het eerste verzoek tot bepaling van een afkoelingsperiode aanzienlijke besparingen tot stand heeft weten te brengen, met name ten aanzien van de huur en het salaris van personeel, en dat zij haar debiteurenpositie heeft versterkt door afscheid te nemen van slecht betalende winkels.
3.7.
De rechtbank zal het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst toe het verzoek ex artikel 376 lid 5 Fw tot verlenging van de afkoelingsperiode met drie maanden, van 13 mei 2024 tot 13 augustus 2024.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.A. Cnossen, voorzitter, mr. A.C.M. Höppener en mr. I.C. de Kwant, rechters, bij afwezigheid van de voorzitter door mr. A.C.M. Höppener ondertekend en, in aanwezigheid van R. Becker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.