In deze zaak heeft eiser op 26 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid van een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 5 februari 2024. Eiser heeft vervolgens op 27 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van 90 dagen voor het beslissen op de aanvraag heeft overschreden. Eiser heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld, en meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met de mogelijkheid om in bijzondere gevallen een andere termijn te geven.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De definitieve beslissing is dat het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt toegewezen.
De rechtbank heeft de uitspraak gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.