ECLI:NL:RBDHA:2024:8835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
NL24.18443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

Op 4 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris had op 24 april 2024 besloten dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Tijdens de zitting op 24 mei 2024 waren zowel de gemachtigde van de staatssecretaris als de gemachtigde van eiser aanwezig, evenals eiser zelf.

De rechtbank heeft het beroep van eiser beoordeeld aan de hand van de argumenten die hij heeft aangevoerd. Eiser betoogde dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing had gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening, omdat hij psychische problemen had als gevolg van zijn verblijf in Bulgarije. Eiser stelde dat hij 28 dagen was vastgezet en meerdere keren door de politie was geslagen, wat zijn psychische klachten zou onderbouwen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zijn claims niet voldoende had onderbouwd met medische stukken, waardoor de staatssecretaris niet verplicht was om de asielaanvraag aan zich te trekken.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet in behandeling had genomen. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter S.A. van Hoof, in aanwezigheid van griffier D. Steenbeek, en werd openbaar gemaakt. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.18443

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Demirtas),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 april 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris, de gemachtigde van eiser en eiser hebben deelgenomen aan de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijg en de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om overname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Had de staatssecretaris de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich moeten trekken?
5. Eiser heeft op zitting aangegeven niet langer te betwisten dat de staatssecretaris voor Bulgarije uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 februari 2024. [2] Eiser betoogt echter dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Gelet op zijn individuele relaas had de staatssecretaris de asielaanvraag onverplicht aan zich moeten trekken. Hij heeft psychische problemen als gevolg van zijn verblijf in Bulgarije. Hij heeft 28 dagen vastgezeten en is meerdere malen geslagen door de politie. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom de psychische klachten van eiser geen reden zijn om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De staatssecretaris trekt een asielaanvraag onverplicht aan zich onder andere als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht aan de andere lidstaat van onevenredige hardheid getuigt. [3] Eiser stelt als gevolg van de gebeurtenissen in Bulgarije psychische problemen te hebben, maar heeft dit niet onderbouwd. Hij heeft geen (medische) stukken overgelegd die aanleiding zouden kunnen vormen voor de staatssecretaris om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van bijzondere, individuele omstandigheden. Zonder een begin van onderbouwing hoeft de staatssecretaris niet verder te motiveren waarom hij geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid als bedoel in artikel 17 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet in behandeling is genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ABRvS 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2023:870.
3.Dat staat in artikel 17 van de Dublinverordening, nader ingevuld in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.