In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van twee minderjarige eisers, broer en zus, tegen de afwijzing van hun asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, die stellen van Somalische nationaliteit te zijn, hebben op 26 februari 2022 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvragen op 4 oktober 2023 afgewezen, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de beroepen op 24 april 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers niet geloofwaardig heeft geacht. De taalanalyses die zijn uitgevoerd, zijn niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft onderbouwd waarom de identiteit en nationaliteit van eisers niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van identiteit, nationaliteit en herkomst bij eisers ligt, maar dat de staatssecretaris niet voldoende rekening heeft gehouden met de context van de verklaringen van eisers.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het onderzoek naar adequate opvang voor eisers in Somalië niet op de juiste wijze is uitgevoerd. De staatssecretaris heeft niet duidelijk gemaakt welke stappen zijn ondernomen om te onderzoeken of er adequate opvang beschikbaar is voor eisers in hun land van herkomst. De rechtbank concludeert dat de bestreden besluiten in stand blijven, maar dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers opnieuw moet beoordelen, evenals het onderzoek naar adequate opvang.