ECLI:NL:RBDHA:2024:8814
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor familie- of gezinslid met middelenvereiste
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van het niet voldoen aan het middelenvereiste. Eiseres, die in Pakistan verblijft, is de partner van referent, die onvoldoende inkomen heeft om zijn gezin te onderhouden zonder sociale bijstand. De rechtbank heeft op 24 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste, omdat hij niet heeft aangetoond dat zijn inkomen zelfstandig en duurzaam is. De rechtbank wijst erop dat referent nog geen premies en belastingen heeft afgedragen over zijn inkomen uit 2023, waardoor deze inkomsten niet meetellen voor de beoordeling. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat referent wel aan het middelenvereiste voldoet, en de rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres en referent is uitgevallen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier, en is openbaar gemaakt op 1 mei 2024.