Op 16 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Haaglanden betreffende een minderjarige, geboren in 2015 in Syrië. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Dit besluit volgt op ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die oorlog en traumatische ervaringen heeft meegemaakt en in een vluchtelingenkamp heeft geleefd. De moeder van de minderjarige, die momenteel in detentie verblijft, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is dat de minderjarige in een professionele opvang wordt geplaatst om zijn ontwikkelings- en opvoedbehoeften te observeren en te onderzoeken. De Raad heeft het verzoek gemotiveerd door te wijzen op de onveilige omstandigheden waarin de minderjarige zich bevond en het gebrek aan perspectief voor de moeder om de opvoeding op zich te nemen. De kinderrechter heeft de bevoegdheid om deze maatregel te treffen op basis van het Haags Kinderbeschermingsverdrag en heeft geconcludeerd dat de minderjarige voorlopig onder toezicht moet worden gesteld tot 6 augustus 2024, met een machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdhulpaanbieder.