ECLI:NL:RBDHA:2024:879

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
C/09/660258/ KG RK 24-135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens afwezigheid behandelend rechters

Op 25 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende in Frankrijk. Het verzoek tot wraking was ingediend op 22 januari 2024 en betrof de leden van de wrakingskamer die belast zouden worden met de behandeling van een eerder ingediend wrakingsverzoek in een andere zaak. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat er nog geen behandelend rechters waren toegewezen aan de zaak waartegen het wrakingsverzoek was ingediend. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als deze daadwerkelijk de zaak inhoudelijk behandelt en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigen.

De wrakingskamer merkte op dat verzoeker in het verleden meerdere wrakingsverzoeken had ingediend die niet waren gehonoreerd en dat deze verzoeken vaak leidden tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/4
zaak- /rekestnummer: C/09/660258 / KG RK 24-135
Beslissing van 25 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] , Frankrijk,
hierna te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 22 januari 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Bij brief van 22 januari 2024 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend van de leden van de wrakingskamer van de rechtbank Den Haag die worden belast met de behandeling van het wrakingsverzoek (zaaknummer C/09/660253 KG RK 24/134) dat verzoeker op 22 januari 2024 heeft ingediend in de zaak met zaaknummer SGR 23/2936. Deze zaak betreft een procedure bij team bestuursrecht tussen verzoeker en de Nationale ombudsman.
2.2.
Het wrakingsverzoek luidt, voor zover van belang voor de beoordeling van het wrakingsverzoek, als volgt:
“De overwegingen die in deze van belang zijn heb ik reeds uiteengezet in het kader van de wrakingsverzoeken die ik op 13 respectievelijk 26 december 2023 heb ingediend in de zaak met het nummer SGR 23 / 5312 en die met het nummer SGR 23 / 1926, zodat daar kortheidshalve naar zij verwezen. Ik voeg daaraan toe dat die overwegingen onlangs nog weer zijn versterkt doordat uw kamer in de beslissing die zij op dat laatste verzoek heeft gegeven wederom heeft laten zien dat zij maar steeds niet de juiste maatstaf weet aan te leggen bij de beoordeling van de verzoeken die zij mijnerzijds heeft ontvangen. Het kan natuurlijk zijn dat dit meer een kwestie van onkunde is dan dat er van partijdigheid moet worden gesproken, maar zeker nu ik uw kamer nog bij mijn brief van 26 december 2023 heb gewezen op de jurisprudentie die in deze relevant is mag het gerust als een teken van kwade wil worden beschouwd dat de mrs. Kramer, Keulen en Westerhuis er toch nog weer in zijn geslaagd om een misstap te zetten die ongeveer net zo ongelukkig is als de eerdere uitglijder van de mrs. Krans, Postema en Veneman. Uw kamer is, zo mogen we inmiddels wel concluderen, domweg niet in staat om in deze zo gevoelige aangelegenheid tot een beslissing te komen die met enige geloofwaardigheid is omgeven. Dat is des te betreurenswaardiger nu u er met elkaar al meer dan genoeg aan heeft gedaan om de reputatie van uw rechtbank in de waagschaal te stellen. Het lijkt mij dan ook maar beter wanneer mijn jongste verzoek niet door uw kamer, maar door de wrakingskamer van een ander gerecht wordt behandeld.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit het voorgaande volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een rechter die de zaak inhoudelijk behandelt.
3.2.
Verzoeker is direct na het verzoek tot wraking van de rechters in de zaak met nummer SGR 23/2936 overgegaan tot wraking van de leden van de wrakingskamer die worden belast met de behandeling van dat wrakingsverzoek.
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat het wrakingsverzoek in de zaak met nummer SGR/2936 nog niet is toegedeeld aan leden van de wrakingskamer die dit verzoek inhoudelijk zullen behandelen. Er zijn dan ook nog geen behandeld rechters bekend. De wrakingskamer zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek.
3.4.
Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat verzoeker in eerdere procedures (SGR AWB 22/8223, SGR AWB 22/7958, SGR AWB 22/6816, SGR AWB 23/14, SGR AWB 22/8127, SGR AWB 23/398, SGR AWB 23/397, SGR 23/5321 en SGR 23/1926) wrakingsverzoeken heeft ingediend die geen van alle zijn gehonoreerd en die concrete onderbouwing van de omstandigheden missen die betrekking hebben op eventuele partijdigheid van de rechter. Deze wrakingsverzoeken hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsmiddel. Om onredelijke (verdere) vertraging van de procedure te voorkomen zal de wrakingskamer op grond van artikel 8:18 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak (C/09/660253 KG RK 24/134) niet in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de zaak met nummer C/09/660253 KG RK 24/134 wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.A.W. Schippers, M. Nijenhuis en J.C. Sluymer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.