ECLI:NL:RBDHA:2024:8787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
NL24.16582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overdracht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.E.J.M. Bartels, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De staatssecretaris stelde dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de overdracht aan Bulgarije dreigde te geschieden voordat er op het beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de uiterste overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening op 14 juni 2024 eindigde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toegewezen, met de overweging dat verzoeker er belang bij had om niet te worden uitgezet voordat op zijn beroep was beslist. De rechter heeft bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Bulgarije totdat er een beslissing is genomen op het beroep.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 875,00. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16582

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

1. Bij besluit van 15 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1
Verzoeker heeft op 16 april 2024 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

2. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
3. Verweerder heeft op 16 mei 2024 verzocht het verzoek om een voorlopige voorziening op korte termijn te behandelen, omdat het beroep pas op 11 juni 2024 op zitting zal worden behandeld, terwijl de uiterste overdrachtstermijn zoals neergelegd in de Dublinverordening op 14 juni 2024 eindigt.
4.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat de rechtbank binnen de uiterste overdrachtstermijn geen uitspraak kan doen op het beroep. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
4.2
De voorzieningenrechter ziet aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toe te wijzen. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat verzoeker er belang bij heeft om niet te worden uitgezet voordat op zijn beroep is beslist. Zoals hiervoor is overwogen zal het beroep (met zaaknummer NL24.16581) op 11 juni 2024 op zitting worden behandeld. Als geen voorlopige voorziening wordt getroffen zal de uiterste overdrachtsdatum waarschijnlijk verstrijken voordat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep, terwijl verweerder er belang bij heeft eiser voor het verstrijken van deze termijn aan Bulgarije over te dragen.
5. De voorzieningenrechter wijst om de hiervoor weergegeven redenen het verzoek om een voorlopige voorziening toe en bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Bulgarije totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Bulgarije totdat is beslist op het beroep met zaaknummer NL24.16581;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.