ECLI:NL:RBDHA:2024:8786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
NL23.22156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.J. Koolen, had een verzoek ingediend tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek, zoals vastgelegd in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Het bestreden besluit, genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, was op 1 augustus 2023 genomen en verklaarde het bezwaar van verzoekster ongegrond.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 14 maart 2024, samen met een andere zaak (NL23.22155). Tijdens de zitting was de gemachtigde van verzoekster aanwezig, terwijl de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. T. Stelpstra. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, in aanwezigheid van griffier mr. M.M.A.F.C. Lienaerts. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 mei 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.22156
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], V-nummer: [V-nummer] , verzoekster (gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Procesverloop

Bij besluit van 1 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL23.22155, op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Namens verzoekster is haar gemachtigde verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.22155, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 mei 2024

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.