ECLI:NL:RBDHA:2024:8779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
C/09/649608 / FA RK 23-4502
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Canadese familierechtelijke betrekkingen en gezamenlijk gezag over een kind geboren uit draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de erkenning van een Canadese beslissing over de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en hun kind, geboren uit een draagmoederschapstraject. De verzoekers, een echtpaar van het mannelijk geslacht, hebben hun kinderwens gerealiseerd door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap in Canada. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Canadese beslissing, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen de verzoekers en het kind zijn vastgesteld, van rechtswege in Nederland wordt erkend. Dit houdt in dat de verzoekers vanaf de geboorte de juridische ouders van het kind zijn en gezamenlijk gezag over het kind hebben.

De rechtbank heeft de procedure behandeld op basis van een verzoekschrift dat op 19 juni 2023 is ingediend en op 26 januari 2024 is gewijzigd. Tijdens de zitting op 4 april 2024 zijn de verzoekers, hun advocaat en vertegenwoordigers van de ambtenaar van de burgerlijke stand en de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. De rechtbank heeft de draagmoeder niet als belanghebbende aangemerkt, gezien de afstand van haar ouderlijke rechten in het draagmoederschapscontract.

De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Canadese rechter erkend en vastgesteld dat de erkenning van de Canadese beslissing niet in strijd is met de openbare orde in Nederland. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het draagmoederschapstraject zorgvuldig is doorlopen en dat de belangen van alle betrokken partijen, inclusief het kind, zijn gewaarborgd. De beschikking levert een brondocument op voor de inschrijving van de verzoekers als juridische ouders in de Basisregistratie Personen (BRP) en voor de aantekening van het gezamenlijk gezag in het gezagsregister.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-4502
Zaaknummer: C/09/649608
Datum beschikking: 7 mei 2024
Beschikkingop het op 19 juni 2023 ingekomen en op 26 januari 2024 gewijzigde verzoekschrift van:

[verzoeker 1] en

[verzoeker 2] ,
hierna afzonderlijk [verzoeker 1] of [verzoeker 2] , dan wel gezamenlijk verzoekers of de wensouders,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat mr. A.C. Bouma te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van 4 juli 2023 met bijlagen, van verzoekers;
- de brief van 24 augustus 2023 van de ambtenaar;
- de brief van 7 september 2023 van verzoekers;
- de brief van 5 oktober 2023 van de ambtenaar;
- de brief van 17 oktober 2023 met bijlagen, van verzoekers;
- de brief van 17 oktober 2023 van verzoekers;
- de brief van 9 november 2023 van verzoekers;
- de brief van 29 november 2023 van de ambtenaar;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) met kenmerk [kenmerk] ;
- de brief van 26 januari 2024 van verzoekers, houdende een gewijzigd verzoek;
- de brief van de ambtenaar van 12 maart 2024.
Op 4 april 2024 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met hun advocaat, [naam 1] namens de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna: de ambtenaar), en
[naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Het verzoek dat de rechtbank voor recht verklaart dat de Canadese geboorteakte van na te noemen minderjarige, waarop verzoekers als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend, is ter zitting ingetrokken.
Na de zitting is op 11 april 2024 door verzoekers een F9-formulier met bijlage (een nadere verklaring van 10 april 2024 van [naam 3] , MD FACOG, werkzaam bij CreATE Fertility Centre) overgelegd.

Verzoek

Het verzoekschrift -zoals dat thans luidt- strekt ertoe dat de rechtbank:
  • voor recht verklaart dat de na te noemen beslissing van 27 april 2023 van de Supreme Court of Nova Scotia (Canada), waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen na te noemen minderjarige en de draagmoeder ( [naam 4] ) zijn beëindigd en de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en verzoekers zijn vastgesteld, van rechtswege in Nederland wordt erkend;
  • voor recht te verklaren dan wel te verstaan dat verzoekers belast zijn met het ouderlijk gezag over na te noemen minderjarige,
een en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- De wensouders, beiden van het mannelijk geslacht, zijn op [huwelijksdag] 2021 in [gemeente] met elkaar getrouwd.
-De wensouders hebben de Nederlandse nationaliteit.
- De wensouders kunnen hun kinderwens niet op eigen kracht realiseren. Zij hebben voor hoogtechnologisch draagmoederschap gekozen.
- Voor een eiceldonatie van een bekende eiceldonatrice hebben de wensouders zich via een Canadese advocaat gewend tot het eiceldonatrice-agency “Egg Helpers”.
- Via “Egg Helpers” zijn de wensouders voorgesteld aan de eiceldonatrice [naam 5] , die werd bijgestaan door een Canadese advocaat;
- De wensouders en [naam 5] hebben een eiceldonorovereenkomst gesloten.
Deze overeenkomst is op 20 februari 2020 ondertekend door de eiceldonatrice en op 27 februari 2020 door de wensouders.
- Via CFC (Canadian Fertility Consulting) zijn de wensouders in contact gekomen met [naam 4] (hierna: de draagmoeder). Zij heeft de Canadese nationaliteit.
- Met behulp van de advocaat van de draagmoeder hebben de wensouders en de draagmoeder op 4 november 2021 een draagmoederschapscontract gesloten.
- In het draagmoederschapscontract is een zogenaamde “CARE AND CUSTODY AGREEMENT” opgenomen (Schedule D, op bladzijde 36 en 37). Hierin staat onder meer:
WHEREAS:
(…)
f. It is the intent of [naam 4] that [wensouders] shall have permanent full custody, care and control of the Child from the moment of Birth.
(…)
IT IS AGREED THAT:
1.
[wensouders] shall assume care and control of the Child from the moment of Birth and shall be responsible for all decisions normally associated with a parent and/or guardian with respect to the Child including, but not limited to:
i.
Making day to day decisions affecting the Child;
ii.
International travel with the Child without the need for further consent of [naam 4] ;
iii.
Deciding the Child’s place or country of residence and the ability to change the Child’s place or country of residence;
iv.
Deciding with whom the Child is to live;
v.
Consenting to all medical care and treatment of the Child without limitation;
vi.
All such further and other rights and responsibilities as are normally incumbent upon a parent and/or guardian pursuant to Nova Scotia law; and
vii.
Applying for a Dutch passport or residence permit for the Child
2.
[naam 4] agrees that she will not be involved in the upbringing of the Child. The Child has nothing to expect from her as a mother. (…)
- De brief van 10 april 2024, ondertekend door [naam 3] , MD FACOG, werkzaak bij CReATE Fertility Centre te Toronto vermeldt het volgende:
“(…)
The embryos were created on June 12, 2020 by the assisted human reproductive procedure called in-vitro fertilization using a known egg donor [naam 5] (DOB: April 1996) and the sperm of [verzoeker 1] .
One of the embryos created was successfully transferred into the surrogate, [naam 4] (DOB: February 14, 1997) on June 21, 2022 which resulted in a pregnancy. The delivery date was [geboortedag 1] , 2023.
(…)”
- Op [geboortedag 1] 2023 is de draagmoeder in [plaats] , Nova Scotia (Canada) bevallen van [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
- Na de bevalling is [minderjarige] bij de wensouders gebleven.
- Door de wensouders is een op [datum 2] 2023 opgemaakte, en op 22 maart 2023 te Nova Scotia (Canada) afgegeven, gelegaliseerde geboorteakte met nummer [nummer] van [minderjarige] overgelegd. Op deze geboorteakte staat [verzoeker 1] als vader genoteerd en staat als moeder de draagmoeder genoteerd.
- Door de wensouders is eveneens een op [datum 2] 2023 opgemaakte, en op 15 mei 2023 te Nova Scotia (Canada) afgegeven, gelegaliseerde geboorteakte met nummer [nummer] van [minderjarige] overgelegd. Op deze geboorteakte staan beide wensouders als ouder genoteerd.
- Op 4 april 2023 is een Canadees paspoort voor [minderjarige] afgegeven.
-Op 7 april 2023 zijn de wensouders met [minderjarige] naar Nederland gevlogen.
- De Supreme Court of Nova Scotia (Canada) heeft op 27 april 2023 in haar beslissing onder nummer SFH 129234 (hierna ook: de Canadese beslissing), als volgt beslist:
(…)
(d) [naam 4] carried and gave birth to the Child, but does not intend to be the Child’s parent;
(e) [wensouders] intend to be the Child’s parents;
(f) [naam 4] does not have a genetic link to the Child; and
(g) [verzoeker 1] has a genetic link to the Child.
(…)
1.
[minderjarige] born in [plaats] , Nova Scotia , on [geboortedag 1] , 2023, and whose birth is registered as No. [nummer] , by the Division of Vital Statistics for the Province of Nova Scotia , is hereby declared to be the Child of [verzoeker 1] (born [verzoeker 1] on [geboortedag 2] , 1990 at [geboorteplaats 1] , Noord-Brabant , The Netherlands) and [verzoeker 2] (born [verzoeker 2] , on [geboortedag 3] , 1989 at [geboorteplaats 2] , Noord-Brabant , The Netherlands.
2.
[naam 4] s (referred to on the Child’s Birth Certificate as born on [geboortedag 4] , 1997 at [plaats] , Nova Scotia ) particulars shall be removed from the birth registration of the Child.
3.
The particulars of [verzoeker 2] (born [verzoeker 2] , on [geboortedag 3] , 1989 at [geboorteplaats 2] , Noord-Brabant , The Netherlands) shall be added to the birth registration as a parent of the child.
4.
The Child’s name shall remain [minderjarige] .
Door de wensouders is een gelegaliseerd exemplaar van deze beslissing overgelegd.
  • Op 12 april 2023 hebben de wensouders [minderjarige] op hun adres ingeschreven in de Nederlandse BRP. [verzoeker 1] is daarbij in de BRP als vader van [minderjarige] geregistreerd.
  • Uit een overgelegd DNA-onderzoek van DDC DNA Diagnostics Center blijkt dat de waarschijnlijkheid van het vaderschap van [verzoeker 1] over [minderjarige] 99,99% is.
  • De wensouders verzorgen [minderjarige] sinds haar geboorte en voeden haar samen op.

Beoordeling

Rechtsmacht
De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht om van de verzoeken kennis te nemen, nu verzoekers hun woonplaats in Nederland hebben.
De positie van de draagmoeder
De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. Zij is in eerste instantie dan ook door de rechtbank opgeroepen. De rechtbank zal de draagmoeder evenwel niet als belanghebbende aanmerken. Dit gelet op voormelde vastgestelde feiten, waaronder het draagmoederschapscontract, waarin de draagmoeder
– samengevat – onder meer afstand doet van haar ouderlijke rechten en ook omdat – zoals hieronder nog zal blijken – het draagmoederschapstraject met de nodige zorgvuldigheid is doorlopen, waarbij de belangen van – voor zover hier van belang – de draagmoeder in acht zijn genomen.
De rechtbank zal verdere oproeping daarom achterwege laten.
Rechtsgeldigheid Canadese beslissing
De rechtbank begrijpt dat met dit verzoek wordt beoogd dat met een uitspraak van de rechtbank verzoekers als de juridische ouders van [minderjarige] kunnen worden geregistreerd in de BRP. Verzoekers verwijzen hierbij naar eerdere uitspraken van deze rechtbank, waarin deze zogenoemde ‘BRP-route’ is genomen.
Hoewel de ambtenaar in het verzoek zoals dat thans voorligt niet door de rechtbank als direct belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv wordt beschouwd, heeft de rechtbank wel kennisgenomen van al hetgeen de ambtenaar in de onderhavige procedure zowel schriftelijk als ter zitting heeft opgemerkt. Immers, de ambtenaar is ten aanzien van de oorspronkelijke verzoeken wel door de rechtbank als belanghebbend aangemerkt.
De ambtenaar heeft ter zitting meegedeeld dat toewijzing van het gewijzigde verzoek voldoende is om de juiste conclusies te kunnen trekken ten aanzien van het juridisch ouderschap van verzoekers. Toewijzing van het verzoek levert - volgens de ambtenaar - een brondocument op in de zin van artikel 2.8 lid 2 onder b Wet basisregistratie personen en is voldoende om tot een correcte registratie van de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en [minderjarige] in de BRP te kunnen komen.
De rechtbank begrijpt het verzoek aldus dat haar wordt gevraagd om te beoordelen of de uit de Canadese beslissing voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke betrekkingen in Nederland van rechtswege kunnen worden erkend.
Toepasselijk recht
Nu het verzoek strekt tot erkenning van een buitenlandse beslissing in Nederland, is Nederlands recht hierop van toepassing is.
Erkenning Canadese beslissing
De rechtbank zal allereerst beoordelen of de uit de Canadese beslissing voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend.
De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
Op grond van art. 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
Uitgangspunt van de wet is dat de Canadese beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige] worden erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
Rechtsmacht Canadese rechter
Nu het draagmoederschap in Canada heeft plaatsgevonden en de draagmoeder daar woont, acht de rechtbank aannemelijk dat er voor de rechtsmacht van de Canadese rechter voldoende aanknoping bestond. In ieder geval kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Canadese rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond.
Behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging
Gelet op de inhoud van de Canadese beslissing en overige door verzoekers in het geding gebrachte stukken, is de rechtbank van oordeel dat in Canada sprake is geweest van een behoorlijk onderzoek en behoorlijke rechtspleging voorafgaand aan de genomen beslissing,
In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Canadese beslissing.
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Nu de wensouders in de Canadese beslissing als ouders van [minderjarige] zijn aangemerkt dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van [minderjarige] , de draagmoeder en de eiceldonatrice voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken en dat wat op de zitting is besproken, komt de rechtbank tot het oordeel dat het traject van draagmoederschap in Canada met waarborgen is omkleed en zorgvuldig heeft plaatsgevonden.
Verzoekers hebben bij het realiseren van hun ouderschapswens voor het draagmoederschapstraject gebruikgemaakt van de eicel van een bekende eiceldonatrice, waarmee zij een overeenkomst zijn aangegaan. Uit de overeenkomst blijkt dat de eiceldonatrice juridisch en medisch advies heeft gehad over onder andere de medische, psychologische en financiële risico’s van het traject. Uit de schriftelijke verklaring van 10 april 2024 van [naam 3] , MD FACOG, werkzaam bij CReATE Fertility Centre te Toronto blijkt – zoals verzoekers ook stellen – dat de gebruikte eicel afkomstig is van [naam 5] . [minderjarige] kan in de toekomst, indien zij dit wil, contact zoeken met de eiceldonatrice. In de overeenkomst staat vermeld dat de eiceldonatrice ervoor openstaat dat [minderjarige] , wanneer zij dat wil, contact met haar mag opnemen en dat verzoekers en zij hun contactgegevens aan elkaar zullen blijven actualiseren. Op dit moment hebben de wensouders een goed contact met [naam 5] .
Met de draagmoeder hebben verzoekers een draagmoederschapsovereenkomst opgesteld en ondertekend. Ook de draagmoeder heeft daarbij onafhankelijk juridisch en medisch advies gehad. Voorafgaand en gedurende het traject had zij daarbij de mogelijkheid tot psychologische bijstand. Voor de draagmoeder was medische zorg geregeld. Het gehele traject is begeleid door advocaten voor de wensouders en de draagmoeder. Ook met de draagmoeder hebben verzoekers een goed contact.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de ontstaansgeschiedenis van [minderjarige] op termijn voor haar volledig is te achterhalen en dat zij te zijner in contact kan komen met de eiceldonatrice en de draagmoeder. Verder hebben verzoekers in een testament voor [minderjarige] de gegevens over haar afstamming opgenomen.
Daarnaast is gebleken dat het juridisch ouderschap van verzoekers is vastgesteld op grond van de Canadese beslissing, een en ander in overeenstemming met de wetgeving van Canada. De rechtbank kwalificeert deze Canadese beslissing als een “ontkenning van het moederschap” van de draagmoeder en een vaststelling van het ouderschap van verzoekers. Op basis hiervan is op 15 mei 2023 een geboorteakte afgegeven, waarop niet langer de draagmoeder en [verzoeker 1] als juridische ouders zijn geregistreerd, maar beide wensouders. Hoewel de Nederlandse wet niet de ontkenning van het moederschap kent van de moeder uit wie het kind geboren is - de ‘geboortemoeder’ -, kent de wet wel de mogelijkheid om de familierechtelijke betrekking met de geboortemoeder te beëindigen, namelijk langs de weg van adoptie. Het enkele feit dat een beslissing van een buitenlandse rechter niet overeenstemt met bepalingen uit het Nederlands recht, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde. Ook overigens is niet van onverenigbaarheid gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Canadese beslissing, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en de wensouders zijn vastgesteld, voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.
In het kader van de openbare orde overweegt de rechtbank dat uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Mennesson v. France (no. 65192/11, ECHR 185, 2014) en de ‘advisory opinion’ van het EHRM van 10 april 2019 (no. P16-2018-001) blijkt dat het EHRM het in het belang van het kind acht dat hij een juridische afstammingsband heeft met de personen die hem verzorgen en opvoeden, ook indien tussen hen geen genetische band bestaat. Daarbij acht het EHRM het in het belang van het kind dat de periode vanaf de geboorte van het kind totdat de juridische band met de wensouders is gevestigd, zo kort mogelijk is, zodat het kind minder lang in een onzekere positie verkeert, waarbij omstandigheden als (rechtmatig) verblijf bij de wensouders, nationaliteit en erfrecht een rol kunnen spelen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij door erkenning van de Canadese beslissing handelt naar wat het EHRM in dit soort zaken van een lidstaat verlangt. Immers, door erkenning van de Canadese beslissing wordt de juridische band van verzoekers met [minderjarige] erkend. De rechtbank overweegt hierbij dat met de erkenning van de Canadese beslissing wordt voorkomen dat [minderjarige] in verschillende landen een afwijkende afstammingsstatus heeft.
Uit het voorgaande volgt dan ook dat het verzoek om te bepalen dat de Canadese beslissing in Nederland kan worden erkend, wordt toegewezen.
Deze beschikking levert een brondocument op voor inschrijving in de BRP. Verzoekers worden op deze wijze als de juridische ouders van [minderjarige] in de BRP geregistreerd. De rechtbank merkt daarbij - wellicht ten overvloede - op dat [verzoeker 1] reeds als vader van [minderjarige] in de BRP is opgenomen. Ter zitting is daarover door verzoekers verklaard dat daaraan geen erkenning van [minderjarige] door [verzoeker 1] is voorafgegaan. De opneming van [verzoeker 1] als vader van [minderjarige] in de BRP is gedaan op basis van de door verzoekers aan de gemeenteambtenaar getoonde Canadese beslissing en de in Canada opgemaakte geboorteakte van [minderjarige] , aldus verzoekers.
Aantekening in het gezagsregister
Verzoekers verzoeken - zo de rechtbank begrijpt - te gelasten een aantekening te laten maken in het gezagsregister waaruit blijkt dat beide verzoekers belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Toepasselijk recht
De Nederlandse rechter is op grond van Nederlands recht bevoegd om te beoordelen of er van rechtswege ouderlijke verantwoordelijkheid van verzoekers over [minderjarige] is ontstaan, omdat [minderjarige] de gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Inhoudelijke beoordeling
Verzoekers zijn op grond van de Canadese beslissing vanaf de geboorte de enige juridische ouders – met gezag – van [minderjarige] . Die rechtsrelatie tussen verzoekers en [minderjarige] kan in Nederland worden erkend. Daarmee hebben zij zowel naar het recht van Canada als naar Nederlands recht gezamenlijk het gezag over [minderjarige] .
De rechtbank zal dan ook de griffier gelasten om deze uitspraak, als die onherroepelijk is geworden, alsook om de Canadese beslissing, aan het gezagsregister toe te zenden zodat er een aantekening van deze beschikking en voormelde beslissing in het gezagsregister kan worden gemaakt.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat de beslissing van de Supreme Court of Nova Scotia (Canada) van 27 april 2023, waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2023 te [plaats] , Nova Scotia (Canada), zijn vastgesteld van rechtswege in Nederland worden erkend;
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking, alsook van voornoemde Canadese beslissing, zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de buitenlandse beslissing van de Supreme Court of Nova Scotia (Canada) van 27 april 2023 en deze beschikking van heden, waaruit volgt dat verzoekers belast zijn met het gezamenlijk gezag over voornoemde kind;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.G. de Boer, A.M.M. Vingerling en K.M. Crooij-Heins, rechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2024. Bij afwezigheid van mr. W.G. de Boer is deze beschikking ondertekend door mr. A.M.M. Vingerling.