ECLI:NL:RBDHA:2024:8773
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak wegens niet-ontvankelijkheid
In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door verweerder op 19 april 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tegen deze afwijzing heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 4 juni 2024 in Groningen, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL24.17415, het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk was verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Verzoeker had zich sinds de melding van de MOB op 21 mei 2024 niet meer gemeld en was niet aanwezig op de zitting. Hierdoor ging de voorzieningenrechter ervan uit dat verzoeker ook geen prijs meer stelde op een beslissing over zijn verzoek om voorlopige voorziening. Dit leidde tot de conclusie dat het procesbelang in de onderhavige zaak eveneens was komen te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier R. de Boer, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.