In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, vordert QPS Netherlands B.V. (hierna: QPS) dat Citryll B.V. (hierna: Citryll) wordt verboden om dwangsommen te executeren die zijn opgelegd in een eerder vonnis van 10 april 2024. Dit vonnis betrof een kort geding waarin Citryll QPS had aangesproken op nakoming van een Clinical Trial Agreement (CTA) voor de ontwikkeling van het geneesmiddel CIT-013. QPS had haar kliniek en apotheek in Groningen per 1 maart 2024 gesloten, wat leidde tot een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De voorzieningenrechter had QPS veroordeeld om met ingang van 15 april 2024 een kliniek en apotheek ter beschikking te stellen en vrijwilligers te screenen voor het onderzoek. QPS stelt dat zij aan deze verplichtingen heeft voldaan en dat Citryll ten onrechte aanspraak maakt op verbeurde dwangsommen voor de periode van 15 tot en met 23 april 2024. De voorzieningenrechter oordeelt dat QPS gedurende deze periode in onmogelijkheid verkeerde om aan de veroordelingen te voldoen, omdat de goedkeuring van het Ethics Committee voor een Substantial Amendment van het Protocol pas op 22 april 2024 was verkregen. Hierdoor wordt de looptijd van de dwangsom voor de periode van 15 tot en met 21 april 2024 opgeschort. Tevens wordt Citryll verboden om dwangsommen te executeren voor de dagen 22 en 23 april 2024, omdat niet aannemelijk is dat QPS op die dagen dwangsommen heeft verbeurd. Citryll wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden.